ECLI:NL:RVS:2007:AZ7407
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Boll
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Vernietiging ontheffing inzameling en transport afvalwater door gemeentebestuur Abcoude
Op 14 juli 2006 verleende het college van gedeputeerde staten van Utrecht ontheffing aan het gemeentebestuur van Abcoude van de verplichting om zorg te dragen voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater van buiten de bebouwde kom gelegen percelen. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], op 6 september 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, welke op 8 september 2006 is ingekomen. Verweerder diende op 4 oktober 2006 een verweerschrift in. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 12 januari 2007 ter zitting behandelde. De appellant was in persoon aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. U.R.E. Arnold, ambtenaar van de provincie, en de gemeente Abcoude werd vertegenwoordigd door G. de Vriend.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb op 1 juli 2005 in werking zijn getreden, maar dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding omdat het besluit vóór deze datum is aangevraagd. Verder werd vastgesteld dat appellant geen bedenkingen had ingebracht tegen het ontwerp van het besluit, maar dat hem dit redelijkerwijs niet kon worden verweten, aangezien verweerder had nagelaten een kennisgeving van het ontwerp in de Staatscourant te plaatsen.
Hieruit volgde dat het beroep ontvankelijk was en dat het bestreden besluit was voorbereid in strijd met de relevante wettelijke bepalingen. De Afdeling oordeelde dat het beroep gegrond was en vernietigde het bestreden besluit voor zover het de ontheffing voor het perceel aan de Winkeldijk 43 betrof. Tevens werd bepaald dat de provincie Utrecht het door appellant betaalde griffierecht van € 141,00 diende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 31 januari 2007.