ECLI:NL:RVS:2007:AZ6941
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- M.G.J. Parkins de Vin
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Onbekwaamheid van appellante bij instellen hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Raad van State op 9 januari 2007 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een appellante die op 22 december 2001 is geboren. Ten tijde van het instellen van het hoger beroep was zij onbekwaam om in rechte te staan, aangezien zij de leeftijd waarop zij de gevolgen van het instellen van een hoger beroep kan overzien, nog niet had bereikt. De Raad van State oordeelde dat uit het hoger beroepschrift niet bleek dat een wettelijke vertegenwoordiger van appellante de advocaat had gemachtigd om het hoger beroep in te stellen. Hierdoor kon appellante niet in haar beroep worden ontvangen.
De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, die op 21 augustus 2006 een eerder besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had vernietigd. De minister had in dat besluit het bezwaar van appellante tegen het niet tijdig nemen van een beslissing gegrond verklaard en vastgesteld dat zij van 7 februari 2002 tot 1 juni 2004 in het bezit was van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet ontvankelijk was, omdat appellante niet in staat was om zelfstandig op te treden in het geding. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak hebben vastgesteld. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.