200603382/1
Datum uitspraak: 24 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,
appellant,
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
Bij besluit van 6 oktober 2005, gericht aan het bestuur van het Gewest Noord-Limburg, thans Regio Midden- en Noord-Limburg, heeft verweerder in het kader van de budgetregeling verkeerslawaai de doelmatigheid, soberheid en rechtmatigheid van de besteding van subsidies van in het jaar 2002 gereedgekomen projecten van de subsidie vastgesteld.
Bij besluit van 31 maart 2006 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 4 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 juli 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2006 waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.H. Rongen, ambtenaar van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. B. Vink, ambtenaar van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en W. Soede, ambtenaar van het Bureau Sanering Verkeerslawaai zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
2.2. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is het Gewest Noord-Limburg, thans Regio Noord- en Midden-Limburg (hierna het Gewest) belast met de aanvraag, verdeling en verantwoording van de subsidie ten behoeve van de sanering van woningen, beschikbaar gesteld in het kader van de Budgetregeling Verkeerslawaai. De subsidie is verleend en betaald aan het Gewest. Het primaire besluit betreffende de controle is geadresseerd aan het bestuur van het Gewest. Bij een besluit als het onderhavige is het belang van de gerechtigde tot en ontvanger van de subsidie rechtstreeks betrokken.
Aannemelijk is dat appellant in zijn financiële belang kan worden geraakt door het onderhavige besluit, maar dit is een afgeleid belang en geen rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Gelet op het bovenstaande is de Afdeling van oordeel dat verweerder de bezwaren van appellant niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, en artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient vernietigd te worden. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 maart 2006, kenmerk LMV 2006246173;
III. verklaart het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 oktober 2005 niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Melse
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2007