ECLI:NL:RVS:2007:AZ6421

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603136/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen bestemmingsplan 'Borsels Buiten'

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, waarvan de vennoten [vennoot A] en [vennoot B] zijn, tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg. Het college van burgemeester en wethouders van Borsele heeft op 11 maart 2005 het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Borsels Buiten' ter inzage gelegd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit voorontwerp, maar het college heeft dit bezwaar op 5 juli 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing op 13 maart 2006 ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over haar bezwaar dat haar kwekerij niet in het voorontwerp is opgenomen.

De Raad van State overweegt dat het opstellen van een voorontwerp niet gericht is op enig rechtsgevolg en derhalve geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor staat er geen bezwaar en beroep open tegen het voorontwerp. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2007. De betrokken rechters zijn H. Troostwijk, P.A. Offers en J.A.W. Scholten-Hinloopen, met M.M. van Driel als ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200603136/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak in zaak no. Awb/ 05/780 van de rechtbank Middelburg van 13 maart 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
1.    Procesverloop
Het college van burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: het college) heeft op 11 maart 2005 het voorontwerp van het bestemmingsplan "Borsels Buiten" (hierna: het voorontwerp) ter inzage gelegd.
Bij besluit van 5 juli 2005 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 augustus 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2006, waar appellante vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B] en het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling en ing. J.A.M. Koolen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen oordeel heeft gegeven over haar bezwaar dat het college de kwekerij van appellante ten onrechte niet heeft opgenomen in het voorontwerp.
Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat het opstellen van een voorontwerp niet gericht is op enig rechtsgevolg en derhalve geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat dan ook geen bezwaar en beroep open. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en terecht geen oordeel gegeven over voornoemd bezwaar van appellante.
2.2.    Gelet op het vorengaande behoeft hetgeen appellante voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk              w.g. Van Driel
Voorzitter        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007
414