200603132/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. Awb/ 05/155 van de rechtbank Middelburg van 13 maart 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
Bij brief van 22 september 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: het college) het verzoek van appellante om ten behoeve van haar kwekerij op het perceel [locatie] te [plaats] een agrarisch bouwblok in te tekenen op een kaart die door het college is opgesteld ter voorbereiding op het bestemmingsplan "Borsels Buiten", afgewezen.
Bij besluit van 11 januari 2005 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 augustus 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2006, waar appellante vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B] en het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling en ing. J.A.M. Koolen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.1.2. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij bezwaar heeft tegen de feitelijke handeling van het college om ten behoeve van haar kwekerij geen agrarisch bouwblok op een kaart ter voorbereiding van het bestemmingsplan "Borsels Buiten" in te tekenen en niet tegen dat in voorbereiding zijnde bestemmingsplan.
2.1.3. Dit betoog faalt. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Awb in samenhang gelezen met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan alleen tegen een besluit bezwaar en beroep worden ingesteld. De brief van 22 september 2004 betreft niet meer dan de mededeling dat het college er niet toe overgaat ten behoeve van de kwekerij van appellante een bouwblok in te tekenen op een kaart die is opgesteld ter voorbereiding op het bestemmingsplan "Borsels Buiten". Met de brief worden geen rechten, plichten, bevoegdheid of status in het leven geroepen of teniet gedaan. De brief is derhalve niet gericht op enig rechtsgevolg en daarmee geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het college heeft appellante derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is, zij het op andere gronden, tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.2. Gelet op het vorengaande behoeft hetgeen appellante voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop zij berust, te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007