ECLI:NL:RVS:2007:AZ6418

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603126/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door college van burgemeester en wethouders van Borsele

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door vennoten [vennoot A] en [vennoot B], tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 13 maart 2006. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Borsele, die op 7 januari 2005 het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard. Dit bezwaar was gericht tegen een brief van het college van 30 september 2004, waarin werd medegedeeld dat de brief van appellante van 22 april 2002 niet als beroepschrift zou worden behandeld.

De Raad van State heeft op 17 januari 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de brief van het college van 30 september 2004 niet gericht was op rechtsgevolg en derhalve geen besluit was in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De brief bracht geen wijziging in de wederzijdse rechten en plichten, waardoor het college terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de overige gronden die appellante in hoger beroep had aangevoerd geen bespreking behoefden. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200603126/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. Awb 05/145 van de rechtbank Middelburg van 13 maart 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
1.    Procesverloop
Bij brief van 30 september 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: het college) medegedeeld geen aanleiding te zien een brief van appellante van 22 april 2002 ter behandeling als beroepschrift door te zenden aan de rechtbank Middelburg.
Bij besluit van 7 januari 2005 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 juli 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2006, waar appellante vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B] en het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling en ing. J.A.M. Koolen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Anders dan appellante betoogt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de brief van het college van 30 september 2004 niet is gericht op rechtsgevolg en geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De brief van 30 september 2004 brengt geen wijziging in de wederzijdse rechten en plichten. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat de brief niet vatbaar is voor bezwaar en beroep en dat het college terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2.    Gelet op het vorengaande behoeft hetgeen appellante voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd geen bespreking.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk           w.g. Van Driel
Voorzitter         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007
414