ECLI:NL:RVS:2007:AZ6417

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603125/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering behandeling beroepschrift door college van burgemeester en wethouders van Borsele

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Borsele om een beroepschrift door te zenden naar de rechtbank Middelburg. De appellante, waarvan de vennoten [vennoot A] en [vennoot B] zijn, had op 5 december 2000 een brief gestuurd die door het college op 30 september 2004 niet in behandeling werd genomen. Het college verklaarde het bezwaar van appellante op 7 januari 2005 niet-ontvankelijk. De rechtbank Middelburg verklaarde op 13 maart 2006 het beroep ongegrond. Appellante ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij de gronden van het hoger beroep zijn aangevuld in brieven van 23 april en 29 mei 2006.

De zaak werd behandeld op 7 december 2006, waar appellante vertegenwoordigd was door haar vennoten en het college door mr. A.I. Elling en ing. J.A.M. Koolen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het bestemmingsplan "Landelijk gebied" de kwekerij van appellante toelaat en dat er geen wijziging van het bestemmingsplan nodig was. Aangezien appellante geen schade had geleden door de brief van 30 september 2004, had zij geen procesbelang meer bij het hoger beroep. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2007.

Uitspraak

200603125/1.
Datum uitspraak: 17 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. Awb 05/144 van de rechtbank Middelburg van 13 maart 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
1.    Procesverloop
Bij brief van 30 september 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borsele (hierna: het college) geweigerd de brief van appellante van 5 december 2000 ter behandeling als beroepschrift door te zenden aan de rechtbank Middelburg.
Bij besluit van 7 januari 2005 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 maart 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 23 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 juli 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2006 waar appellante vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B] en het college vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling en ing. J.A.M. Koolen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De Afdeling heeft in haar uitspraak van 15 februari 2006, in zaakno.
200502472/1met betrekking tot de kwekerij van appellante overwogen dat het bestemmingsplan "Landelijk gebied" de kwekerij en bebouwing ten behoeve van die kwekerij toelaat en een wijziging van het bestemmingsplan hiervoor niet is vereist. Hetgeen appellante blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting met het instellen van het hoger beroep nastreeft, namelijk het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de vraag of voor het oprichten van een schuur en een kas ten behoeve van de kwekerij van appellante een wijziging van het bestemmingsplan vereist is, was ten tijde van dat beroep derhalve al bereikt. Nu appellante niet gesteld heeft schade te hebben geleden ten gevolge van de brief van 30 september 2004, heeft appellante geen procesbelang meer bij een behandeling van het hoger beroep. Het hoger beroep dient wegens het vervallen van procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.3.    3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk          w.g. Van Driel
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2007
414