200607541/2.
Datum uitspraak: 11 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen heeft bij besluit van 6 juli 2004 het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 1984, wijziging t.b.v. een agrarisch bouwperceel aan de Voetakkerweg (Meteren)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 10 augustus 2004, nr. RE2004.64825, beslist over de goedkeuring van dit plan.
De Afdeling heeft dit besluit bij uitspraak van 13 april 2005, zaak no.
200408586/1, geheel vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 augustus 2006, nr. 2006-011766, opnieuw beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 16 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 24 november 2006, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 december 2006, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. L. Jongen, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen, vertegenwoordigd door H.G. van Os en drs. R. Oldebesten, beiden ambtenaar van de gemeente, en [partij], bijgestaan door mr. M. Bos, advocaat te Den Bosch, daar gehoord.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een nieuw agrarisch bouwperceel aan de Voetakkerweg op het perceel kadastraal bekend gemeente Geldermalsen, sectie H, nummer 1654.
2.3. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Hij heeft om het treffen van een voorlopige voorziening verzocht in verband met mogelijke onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan gelet op de op 24 oktober 2006 ingediende bouwaanvraag voor een woning met fruitloods op het perceel.
2.3.1. Verzoeker acht een fruitteeltbedrijf tussen de burgerwoningen op de percelen Voetakkerweg 14 en 16 niet passend. Het plan zal volgens hem leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat hetgeen reeds kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat de geluidsvoorschriften uit het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer, zoals dit gold ten tijde van het bestreden besluit, alleen niet toereikend zijn geacht om hinder te voorkomen. Verzoeker wijst er bovendien op dat een alternatieve plaats voor het fruitteeltbedrijf voorhanden is.
2.3.2. Verzoeker heeft zijn bezwaar dat het plan strijdig is met het op 28 november 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied" ter zitting ingetrokken aangezien het in het wijzigingsplan betrokken perceel geen deel uitmaakt van het gebied van dat bestemmingsplan.
2.4. Verweerder heeft het wijzigingsplan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft dit goedgekeurd. In het kader van nader onderzoek is volgens hem voldoende inzicht gegeven in de vervoersbewegingen en de mogelijke gevolgen van een koelinstallatie bij het bedrijf. Via de gestelde nadere eisen is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd, aldus verweerder.
2.5. In haar uitspraak van 13 april 2005, zaak no. 200408586/1, heeft de Afdeling onder meer het volgende overwogen:
Het in het plan voorziene bouwperceel ligt op gronden met de bestemming "Agrarisch gebied". Het bestemmingsplan "Buitengebied 1984" maakt bebouwing op de gronden met deze bestemming anders dan na het toepassen van de in geding zijnde wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk.
In artikel 7, zesde lid, onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1984" is voldoende duidelijk bepaald in welke gevallen en onder welke omstandigheden het college van burgemeester en wethouders kan overgaan tot de aanwijzing van een agrarisch bouwperceel op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied".
Anders dan appellanten menen is het plan niet in strijd met artikel 11 van de WRO.
2.5.1. Naast de toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden, heeft verweerder gelet op overweging 2.1. de taak om te bezien of het wijzigingsplan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, alsmede of het wijzigingsplan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
2.5.2. Het wijzigingsplan heeft betrekking op het perceel aan de Voetakkerweg dat gelegen is tussen de burgerwoningen van appellanten aan dezelfde weg. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat deze woningen zich bevinden op een afstand van ongeveer 8 meter respectievelijk ongeveer 12 meter van het perceel waarop het fruitteeltbedrijf zal worden gevestigd. De afstand van het bouwvlak ten behoeve van de opslagloods van het fruitteeltbedrijf tot de woningen van appellanten bedraagt ongeveer 35 meter respectievelijk ongeveer 40 meter. De toegangsweg van het fruitteeltbedrijf loopt tussen de woningen van appellanten. Via deze weg zal fruit door middel van tractoren met aanhangers worden aan- en afgevoerd. In de loods zal fruit worden gesorteerd en voor korte tijd worden opgeslagen. De eigenaar van het bedrijf heeft ter zitting te kennen gegeven dat in de loods een koelinstallatie zal worden aangebracht. Noch uit het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meteren van 6 juni 2004 noch uit het bestreden besluit blijkt dat deze uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening van belang zijnde gegevens in de overwegingen zijn betrokken. Geen inzicht wordt gegeven in de frequentie van de vervoerbewegingen die het fruitteeltbedrijf met zich brengt en de mogelijke gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat van appellanten. Evenmin is aandacht besteed aan de mogelijke geluidhinder die een koelinstallatie voor het woon- en leefklimaat van appellanten zal hebben.
2.5.3. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. Het beroep is in zoverre gegrond.
Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren van appellanten geen bespreking.".
2.5.1. Door Ulehake Bouwfysica is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Fruitteeltbedrijf [partij] Meteren" van 30 juni 2005, gewijzigd 10 oktober 2005. Ulehake Bouwfysica heeft onderzocht of het fruitteeltbedrijf voldoet aan de geluidseisen in het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer. Met een berekening is inzicht gegeven in de gevolgen voor het woon- en leefklimaat op het aspect geluid. De voertuigbewegingen, de maximale geluidsniveaus op de naastgelegen woningen en een mogelijke koelinstallatie zijn daarbij betrokken.
Het akoestische rapport is blijkens een memo, gedateerd 29 november 2005, beoordeeld door het gemeentelijke samenwerkingsverband Regio Rivierenland. Geadviseerd wordt ter beperking van hinder bij omwonenden nadere eisen te stellen. Als belangrijkste te stellen beperking voor de bedrijfsvoering wordt aangegeven het niet kunnen rijden met voertuigen (anders dan personenauto's) en het niet kunnen uitvoeren van werkzaamheden op het buitenterrein, beide tussen 19.00 en 07.00 uur.
Bij brief van 9 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders de door Regio Rivierenland voorgestelde nadere eisen gesteld. Deze zijn inmiddels onherroepelijk.
2.5.2. De Voorzitter stelt voorop dat de Afdeling in haar uitspraak van 13 april 2005, zaak no.
200408586/1, het wijzigingsplan niet in strijd heeft geacht met de in artikel 7, zesde lid, onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1984" opgenomen wijzigingsregels.
Hij ziet verder onvoldoende aanknopingspunten voor de verwachting dat de Afdeling, gelet op hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, in de bodemprocedure zal oordelen dat het akoestische onderzoek onvoldoende inzicht geeft in de milieugevolgen van de vestiging van het fruitteeltbedrijf. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor de verwachting dat deze gevolgen, mede gelet op de gestelde nadere eisen, dusdanig zijn dat voor ernstige geluidsoverlast door het fruitteeltbedrijf moet worden gevreesd. Dat het uitzicht vanuit de woning van verzoeker zo ernstig wordt beperkt dat sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, acht hij, gelet op de afstand van ongeveer 30 tot 40 meter tot de voorziene bedrijfsloods, voorshands niet aannemelijk gemaakt.
Voor zover verzoeker wijst op een mogelijke andere plaats voor het fruitteeltbedrijf overweegt de Voorzitter dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het wijzigingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. De Voorzitter ziet, gelet op het voorgaande, geen reden om aan te nemen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ernstige bezwaren in evengenoemde zin zich in dit geval niet voordoen.
2.5.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Bechinka
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2007