ECLI:NL:RVS:2006:BA1827

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607932/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S.P.M. Zwinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 25 oktober 2006 haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had op 13 september 2006 de aanvraag van appellante afgewezen. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 31 oktober 2006 bij de Raad van State is ingediend. De Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen in de Vreemdelingenwet 2000, met name artikel 85, eerste en tweede lid.

De Raad van State oordeelt dat hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De argumenten die door appellante zijn aangedragen, zijn niet van dien aard dat zij vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Daarom wordt met het oordeel volstaan dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is.

De beslissing van de Raad van State is dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 27 november 2006.

Uitspraak

200607932/1.
Datum uitspraak: 27 november 2006
RAASD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellante],
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/44568 van de rechtbank
's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 25 oktober 2006 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellante om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 25 oktober 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 31 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 november 2006 heeft de minister een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin
Lid van de enkelvoudige kamer w.g. Zwinkels
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2006
309-490.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak