ECLI:NL:RVS:2006:BA1827
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- S.P.M. Zwinkels
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 25 oktober 2006 haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had op 13 september 2006 de aanvraag van appellante afgewezen. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 31 oktober 2006 bij de Raad van State is ingediend. De Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen in de Vreemdelingenwet 2000, met name artikel 85, eerste en tweede lid.
De Raad van State oordeelt dat hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De argumenten die door appellante zijn aangedragen, zijn niet van dien aard dat zij vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Daarom wordt met het oordeel volstaan dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is.
De beslissing van de Raad van State is dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 27 november 2006.