ECLI:NL:RVS:2006:AZ5995
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en middelen van bestaan van een Bulgaarse onderdaan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een Bulgaarse onderdaan die in vreemdelingenbewaring is gesteld. De appellant heeft verklaard dat hij sinds twee maanden in Nederland verblijft en geen geld heeft. De minister heeft terecht geconcludeerd dat de appellant niet over voldoende middelen beschikte, zoals vereist in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Hierdoor was zijn verblijf in Nederland niet rechtmatig en diende hij Nederland onmiddellijk te verlaten, zoals bepaald in artikel 62, derde lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de grieven zijn niet toereikend om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 27 december 2006.