ECLI:NL:RVS:2006:AZ5982

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606213/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins de Vin
  • J.J. Schuurman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen uitzetting van asielzoeker

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 december 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, was in afwachting van de behandeling van zijn hoger beroep en wilde voorkomen dat hij tijdens deze procedure zou worden uitgezet. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, dat op 30 maart 2005 was genomen, waarin de aanvraag van de verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen. De rechtbank 's Gravenhage had op 31 juli 2006 het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep aantekende bij de Raad van State.

De Raad van State overwoog dat de enkele omstandigheid dat het besluit van 30 maart 2005 voor uitvoering vatbaar was, niet volstond om een spoedeisend belang aan te nemen zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De verzoeker had aangevoerd dat hem was meegedeeld dat hij waarschijnlijk op korte termijn ongewenst zou worden verklaard, maar de Raad van State oordeelde dat er op dat moment geen sprake was van een daartoe strekkende beschikking. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond moest worden afgewezen.

De beslissing werd genomen door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, M.G.J. Parkins de Vin, in aanwezigheid van J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum, 13 december 2006.

Uitspraak

200606213/3.
Datum uitspraak: 13 december 2006
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/15314 van de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 31 juli 2006 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1.Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 31 juli 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 augustus 2006, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat verzoeker gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep wordt uitgezet.
De enkele omstandigheid dat het besluit van 30 maart 2005 voor uitvoering vatbaar is, levert geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht op. De door verzoeker aangevoerde omstandigheid dat hem te kennen is gegeven dat hij waarschijnlijk op korte termijn ongewenst zal worden verklaard en hem binnen afzienbare tijd een daartoe strekkende beschikking zal worden uitgereikt, doet dat evenmin, aangezien van zodanige beschikking thans geen sprake is.
2.2. Het verzoek zal reeds daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins de Vin, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin
Voorzitter w.g. Schuurman
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2006
282-422.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak