ECLI:NL:RVS:2006:AZ5545
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- A.W.M. Bijloos
- C.H.M. van Altena
- E.L.N. Bakker
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en kennisgeving aan de rechtbank
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 december 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De appellante had op 22 september 2006 beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, maar dit beroep op 5 oktober 2006 ingetrokken. De minister heeft de rechtbank op 17 oktober 2006 van de inbewaringstelling in kennis gesteld. De rechtbank had het beroep van de appellante niet ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat de wetgeving, specifiek artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000, beoogt dat de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel tijdig aan een rechterlijke toetsing wordt onderworpen. De Afdeling benadrukte dat de rechtmatigheid van de inbewaringstelling binnen een redelijke termijn door een rechter moet worden getoetst, ongeacht of er beroep is ingesteld. De minister had terecht de rechtbank geïnformeerd na de intrekking van het beroep, zodat de rechterlijke toetsing kon plaatsvinden.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige rechterlijke toetsing in zaken van vreemdelingenbewaring en de verantwoordelijkheden van de minister in dit proces.