ECLI:NL:RVS:2006:AZ5167

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605286/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor tuincentrum met consumentenvuurwerk in Maasbree

Op 27 december 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vergunningverlening voor het oprichten en in werking hebben van een tuincentrum met opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Maasbree op 23 mei 2006, en het besluit werd op 8 juni 2006 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], op 19 juli 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 29 november 2006 is de zaak behandeld, waarbij de verweerder werd vertegenwoordigd door P. Tielen en mr. G.J.J. van Houtert, ambtenaren van de gemeente. De vergunninghouder was ook aanwezig, vertegenwoordigd door mr. A.J. Likkel. De Raad van State heeft vastgesteld dat appellant geen bedenkingen heeft ingebracht tegen het ontwerp van het besluit, wat volgens artikel 20.6 van de Wet milieubeheer vereist is om ontvankelijk te zijn in het beroep.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, omdat er geen aanleiding is om te oordelen dat appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen naar voren te hebben gebracht. De beslissing van de Raad van State was dat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200605286/1.
Datum uitspraak: 27 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasbree,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een tuincentrum met opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 8 juni 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 18 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 augustus 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2006 waar verweerder, vertegenwoordigd door P. Tielen en mr. G.J.J. van Houtert, ambtenaren van de gemeente, is verschenen. Voorts is vergunninghouder als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. A.J. Likkel.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.
2.2.    Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde vóór 1 juli 2005, kan tegen een besluit als het onderhavige beroep worden ingesteld door degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
Ingevolge artikel 20.6, tweede lid, aanhef en onder d, kan tevens beroep worden ingesteld door belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit.
2.3.    Ter zitting is komen vast te staan dat appellant geen bedenkingen heeft ingebracht. Weliswaar heeft verweerder gedurende de termijn waarin het ontwerpbesluit ter inzage lag een brief van appellant ontvangen. Daarin wordt echter niet gerefereerd aan het ter inzage liggende besluit, doch alleen aan een brief die appellant eerder van de gemeente Maasbree heeft ontvangen. Nu er voorts geen aanleiding is voor het oordeel dat het appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen naar voren te hebben gebracht, is het beroep op grond van artikel 20.6 (oud) van de Wet milieubeheer niet-ontvankelijk.
2.4.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink            w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer            ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2006
262-539.