ECLI:NL:RVS:2006:AZ5161
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- T.M.A. Claessens
- I.A. Molenaar
- Rechtspraak.nl
Intrekking keuringsbevoegdheid door de RDW en hoger beroep van appellanten
In deze zaak gaat het om de intrekking van de keuringsbevoegdheid van appellant sub 1 en de erkenning van appellant sub 2 door de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Op 14 augustus 2006 heeft de RDW besloten om de keuringsbevoegdheid van appellant sub 1 voor het uitvoeren van periodieke keuringen voor voertuigen tot en met 3500 kg voor de duur van zes weken in te trekken. Eveneens is de erkenning van appellant sub 2 voor een mobiele keuringseenheid voor dezelfde categorie voertuigen ingetrokken. Tegen deze besluiten hebben appellanten bezwaar gemaakt, maar de RDW heeft deze bezwaren ongegrond verklaard op 18 september 2006.
Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij ook verzocht hebben om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 7 december 2006 behandeld, maar appellanten en de RDW zijn niet ter zitting verschenen. De Voorzitter heeft geoordeeld dat nader onderzoek niet nodig was en dat de besluiten van de RDW de rechterlijke toets konden doorstaan. De Voorzitter heeft de overwegingen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, die de eerdere beroepen ongegrond had verklaard, onderschreven. De Voorzitter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De hoger beroepen zijn ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 20 december 2006.