ECLI:NL:RVS:2006:AZ5157

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607731/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Hondsbroeksche Pleij en Schans door gemeenteraad Westervoort

Op 4 juli 2006 heeft de gemeenteraad van Westervoort het wijzigingsplan "2e wijzigingsvoorschrift van het bestemmingsplan Hondsbroeksche Pleij en Schans" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 22 oktober 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, die op 5 december 2006 ter zitting is behandeld. Verzoekers vrezen dat het plan hun privacy en natuurwaarden aantast, omdat het plan voorziet in de aanleg van een fiets-/voetpad met groenvoorzieningen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat het fietspad in het midden van de 10 meter brede strook is gesitueerd en dat de inrichting van deze strook een uitvoeringsaspect is dat niet in deze procedure kan worden behandeld. De Voorzitter heeft geen redenen gevonden om te oordelen dat het plan leidt tot onevenredige hinder voor de verzoekers, mede omdat er voldoende ruimte is voor afschermende groenvoorzieningen. Ook is er een natuurtoets uitgevoerd die aantoont dat het plan geen significante gevolgen heeft voor de nabijgelegen natuurgebieden. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 19 december 2006.

Uitspraak

200607731/2.
Datum uitspraak: 19 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2006 heeft de gemeenteraad van Westervoort het wijzigingsplan "2e wijzigingsvoorschrift van het bestemmingsplan Hondsbroeksche Pleij en Schans" vastgesteld.
Bij besluit van 15 augustus 2006, kenmerk 2006-014723, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 22 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 22 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 december 2006, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door
P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Westervoort, vertegenwoordigd door E.M. Simonse, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de aanleg van een fiets-/voetpad met aan weerszijden groenvoorzieningen. Het fietspad inclusief de groenvoorzieningen heeft een breedte van ongeveer 10 meter en ligt naast een watergang. Voorts kruist het fietspad op één punt de gracht "De Schans".
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Zij voeren aan dat uit het wijzigingsplan niet blijkt dat rekening is gehouden met de omliggende bestemmingen en waarden. Verzoekers vrezen aantasting van hun privacy en aantasting van natuurwaarden. Verzoekers stellen in dat kader dat de inrichting van de 10 meter brede strook, waaronder bestaande en nieuwe beplanting, een onderdeel dient te zijn van het wijzigingsplan. Bovendien maakt de 10 meter brede strook het volgens verzoekers mogelijk om met de plek van het fietspad te variëren. Voorts menen verzoekers dat slechts sprake kan zijn van een fietspad aangezien in het Landinrichtingsplan slechts wordt gesproken van een fietspad.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht. Hij stelt zich op het standpunt dat aan de wijzigingsvoorwaarden is voldaan.
2.5.    Ingevolge artikel 29, eerste lid onder e, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Hondsbroekse Pleij en Schans", kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemmingen binnen de aanduiding "grens wijzigingsbevoegdheid I" wijzigen in het kader van de uitvoering van een landinrichtingsplan, mits geen onevenredige hinder voor omliggende bestemmingen ontstaat en de belangen van aangrenzende bestemmingen niet onevenredig worden geschaad.
2.6.    De Voorzitter overweegt dat in het wijzigingsplan het fietspad in het midden van de 10 meter brede strook is gesitueerd door middel van de bestemming "Voet- en/of fietspad". De ligging van het fietspad is derhalve bindend vastgelegd. Anders dan verzoekers betogen is het -behoudens de toepassing van de algemene vrijstellingsbevoegdheid- niet mogelijk om met de ligging van het fietspad te variëren.
Daarnaast betreft de inrichting van de 10 meter brede strook, waaronder beplanting, een uitvoeringsaspect en kunnen uitvoeringsaspecten in deze procedure niet aan de orde komen.
2.7.    Voorts is de Voorzitter voorshands niet gebleken dat het plan leidt tot onevenredige hinder voor verzoekers. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat tussen de percelen van verzoekers en het fietspad, zowel in de naastgelegen groenstrook als op eigen grond, voldoende ruimte bestaat voor afschermende groenvoorzieningen.
2.8.    Ten aanzien van de vrees dat natuurwaarden worden aangetast overweegt de Voorzitter dat een natuurtoets is uitgevoerd waaruit blijkt dat het plan geen significante gevolgen heeft voor de op 400 meter van het plan gelegen habitatrichtlijngebied "De Gelderse Poort". Ook zal anders dan aanvankelijk beoogd, de gracht "De Schans" niet worden geschoond.  Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is daarom blijkens de brief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 maart 2006 niet vereist. Uit het verhandelde ter zitting blijkt voorts dat de naast het fietspad gelegen watergang eveneens onberoerd zal blijven. Verzoekers hebben geen feiten of omstandigheden aangedragen die desondanks aanleiding vormen voor het oordeel dat de natuurwaarden worden aangetast. Derhalve is voorshands niet aannemelijk dat de natuurwaarden op onevenredige wijze worden geschaad.
2.9.    In de stelling van verzoekers dat op grond van het landinrichtingsplan slechts sprake kan zijn van een fietspad en niet van een voetpad, ziet de Voorzitter evenmin aanleiding tot toewijzing van het verzoek over te gaan. Hiertoe overweegt hij dat vooralsnog niet is gebleken dat het medegebruik als voetpad tot een ander ruimtebeslag leidt. De inwerkingtreding van het plan zal in zoverre geen onomkeerbare gevolgen met zich brengen.
2.10.    Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening komt niet voor inwilliging in aanmerking. In hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor een ander oordeel. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren              w.g. Langeveld
Voorzitter              ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2006
317-525.