In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 december 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een voorlopige voorziening. De voorlopige voorziening was eerder getroffen op 26 april 2006, waarbij het besluit van de gemeente Utrecht van 22 november 2005, met zaaknummer 2005REG00324i, was geschorst. Dit betrof plandelen die op bijbehorende kaarten waren aangegeven. De verzoeker, De Bocht van Maarssen B.V., heeft op 15 november 2006 verzocht om opheffing van deze voorlopige voorziening, omdat de gemeenteraad van Utrecht zijn beroep tegen het besluit had ingetrokken. Hierdoor zou er geen belang meer zijn bij handhaving van de voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de intrekking van het beroep van de gemeenteraad van Utrecht de grondslag voor de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening van de wederpartij heeft doen vervallen. Gezien de grote belangen die met de uitvoering van het bestemmingsplan zijn gediend, heeft de Voorzitter geoordeeld dat het verzoek om opheffing gegrond is. De voorlopige voorziening is dan ook opgeheven, wat betekent dat de eerder geschorste besluiten weer van kracht zijn.