ECLI:NL:RVS:2006:AZ4623
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- C.H.M. van Altena
- M.A.A. Mondt Schouten
- I.W.M.J. Bossmann
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en objectieve bron van dreiging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling, die in beroep was gegaan tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vreemdeling enkel van derden had vernomen dat haar vader haar met uithuwelijking en de dood zou bedreigen. De rechtbank oordeelde dat deze informatie niet als objectieve bron kon worden beschouwd, wat leidde tot de klacht van de appellante dat de rechtbank een onbegrijpelijke motivering had gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank buiten de grenzen van het geschil was getreden door zich te baseren op niet aangevoerde gronden, wat in strijd is met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank ook moest beslissen over de proceskosten die in hoger beroep waren gemaakt. De proceskosten werden vastgesteld op € 322,00. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 november 2006.