ECLI:NL:RVS:2006:AZ4441
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R.W.L. Loeb
- T.M.A. Claessens
- J.H. van der Winden
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel en toerekening ontbreken identiteitspapieren
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier gekregen, maar bij de aanvraag voor asiel ontbraken zijn reis- en identiteitspapieren. De minister stelde dat het ontbreken van deze documenten aan de vreemdeling was toe te rekenen, omdat hij niet tijdig een asielaanvraag had ingediend na zijn binnenkomst in Nederland in augustus 2003. De voorzieningenrechter had echter overwogen dat de minister het ontbreken van de documenten niet aan de vreemdeling mocht toerekenen, wat de minister in zijn hoger beroep aanvocht.
De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had overwogen dat de minister artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 niet aan de vreemdeling mocht tegenwerpen. De Raad stelde vast dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat het ontbreken van zijn documenten niet aan hem was toe te rekenen. De grieven van de minister werden gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Raad oordeelde dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zijn asielrelaas niet geloofwaardig was en hij geen overtuigende verklaringen had afgelegd over zijn identiteit en nationaliteit.
De uitspraak werd gedaan op 23 november 2006, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigde en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De Raad benadrukte dat voor de beoordeling van een asielaanvraag de identiteit, nationaliteit, reisroute en het asielrelaas van de asielzoeker van groot belang zijn, en dat het ontbreken van documenten aan de vreemdeling kan worden toegerekend als hij niet tijdig een aanvraag indient.