200604770/1.
Datum uitspraak: 13 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/3276 van de rechtbank
's-Gravenhage van 15 juni 2006 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Bij besluit van 17 juli 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) het Provinciaal Restauratie Uitvoeringsprogramma (hierna: PRUP) 2003-2008 vastgesteld.
Bij besluit van 6 juli 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2006, verzonden op 22 juni 2006, heeft de rechtbank 's Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 augustus 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. dr. P.H.J. Körver, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door drs. V.M.J.A.N. Collette, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 (hierna: de wet), voor zover thans van belang, kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de Minister) subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, worden bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur regels gesteld met betrekking tot het verstrekken van subsidie, als bedoeld in het eerste lid.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, van het krachtens die bepaling vastgestelde Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (hierna: het Brrm) wordt in dat besluit en de daarop berustende bepalingen, zoals die ten tijde hier van belang luidden, onder budgethoudende gemeente verstaan: een gemeente die over een in werking getreden verordening, als bedoeld in artikel 15 van de wet beschikt en waarin ten minste 100 beschermde monumenten gelegen zijn.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, kan de Minister aan de eigenaar van een beschermd monument dat in een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma, als bedoeld in artikel 11, voorkomt subsidie verstrekken in de subsidiabele restauratiekosten van dat monument.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, kan het bestuur van een budgethoudende gemeente jaarlijks een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma vaststellen waarin staat, welke beschermde monumenten naar zijn oordeel voor subsidie in aanmerking komen en in welke volgorde.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, kan het provinciaal bestuur jaarlijks voor de binnen de provincie gelegen niet-budgethoudende gemeenten een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma vaststellen waarin staat, welke beschermde monumenten uit die gemeenten en in welke volgorde naar zijn oordeel voor subsidie in aanmerking komen.
2.2. Bij het bij het besluit van 6 juli 2004 gehandhaafde besluit heeft het college de boerderij van appellante, een beschermd rijksmonument, niet op de PRUP geplaatst, omdat de gemeente Wassenaar, waarbinnen de boerderij is gelegen, inmiddels als budgethoudende gemeente krachtens artikel 11, eerste lid, van de Brrm een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma (hierna: GRUP) kan vaststellen.
Bij besluit van 25 april 2005 heeft de gemeenteraad van Wassenaar het GRUP 2004-2009 en 2005-2010 vastgesteld. De boerderij van appellante is daarin opgenomen.
2.3. Appellante klaagt dat de rechtbank door te overwegen dat zij geen belang bij het door haar ingestelde beroep heeft, heeft miskend dat zij risico loopt minder subsidie te ontvangen dan zij zou ontvangen, als zij in het PRUP opgenomen zou blijven, omdat zij het college bij opname in het PRUP aan gemaakte afspraken houden.
2.4. Dat betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat, gelet op artikel 34 van de wet en artikel 2 van het Brrm, uitsluitend de Minister subsidie kan verstrekken. Opname in het PRUP, dan wel in het GRUP, is vereist om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, maar verplicht de Minister in geen der gevallen tot het verlenen ervan. Aldus valt niet in te zien dat appellante van de opname van haar boerderij in het GRUP in plaats van in het PRUP nadeel ondervindt. Zowel aan een eigenaar van een beschermd monument dat in een GRUP voorkomt, als aan een eigenaar van een beschermd monument dat in een PRUP voorkomt kan de Minister ingevolge artikel 17, eerste lid, van het Brrm van twintig procent van de subsidiabele restauratiekosten subsidie verstrekken.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2006