ECLI:NL:RVS:2006:AZ4211
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- T.M.A. Claessens
- R. van der Spoel
- E. de Groot
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning voor medische behandeling en beschikbaarheid van zorg in Uganda
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die een eerdere afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor medische behandeling had vernietigd. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, omdat hij medische behandeling nodig had die hij in Uganda niet zou kunnen krijgen. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) dat stelde dat de benodigde medicatie in Uganda beschikbaar was. De vreemdeling betwistte deze conclusie en voerde aan dat de medicatie niet beschikbaar was, gesteund door een verklaring van zijn behandelend arts en informatie van UNAIDS en de WHO.
De Raad van State oordeelde dat het BMA-advies voldoende onderbouwd was en dat de minister geen reden had om aan de juistheid van dit advies te twijfelen. De rechtbank had de minister ten onrechte in het gelijk gesteld, omdat de minister niet gehouden was om van het beleid af te wijken zonder bijzondere omstandigheden. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing benadrukt het belang van de beschikbaarheid van medische zorg in het land van herkomst en de rol van het BMA-advies in de beoordeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen op medische gronden.