ECLI:NL:RVS:2006:AZ3257
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- J.G. Treffers
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Kapvergunning voor kastanjebomen in Burgh-Haamstede
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 11 mei 2006 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland heeft vernietigd. Het college had op 24 maart 2005 een kapvergunning verleend voor drie kastanjebomen aan de Ankerweg 1a te Burgh-Haamstede. Appellanten, bewoners van de gemeente, maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 4 augustus 2005. De rechtbank oordeelde echter dat het bezwaar van appellanten gegrond was en vernietigde de beslissing van het college. Appellanten stelden hoger beroep in bij de Raad van State, die de zaak op 18 oktober 2006 ter zitting behandelde.
De Raad van State overwoog dat de vergunningplicht voor het kappen van bomen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Schouwen-Duiveland in 2005 was komen te vervallen. Dit betekende dat de appellanten geen belang meer hadden bij hun beroep, omdat de bomen zonder vergunning gekapt konden worden. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellanten geen belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak, aangezien hun doel, het tegenhouden van de kap, niet meer haalbaar was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de kapvergunning voor de kastanjebomen in stand bleef.