200605566/1.
Datum uitspraak: 29 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 12 april 2006, in zaak no.
200506295/1.
Bij uitspraak van 12 april 2006, in zaak no.
200506295/1, heeft de Afdeling het door verzoekster ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 24 juli 2006 heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 augustus 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting aan de orde gesteld op 26 oktober 2006, waar verzoekster in persoon, en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister), vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunissen, advocaat te 's Gravenhage, zijn verschenen.
2.1. De uitspraak van 12 april 2006, in zaak no.
200506295/1, had betrekking op de in bezwaar gehandhaafde besluiten van de minister, waarbij is geweigerd aan verzoekster met terugwerkende kracht huursubsidie toe te kennen over de subsidietijdvakken 1 juli 1997 tot 1 juli 2003.
2.2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.3. In het verzoek om herziening heeft verzoekster uiteengezet waarom zij het niet eens is met de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2006. Hiertoe heeft zij onder meer aangevoerd dat die uitspraak onjuistheden bevat en onvolledig is. Tevens heeft zij gesteld dat in de uitspraak ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat het niet eerder indienen van een aanvraag is te wijten aan de herhaalde weigering van de Minister haar een aanvraagformulier toe te zenden, hoewel appellante als huursubsidiegerechtigde stond geregistreerd.
2.4. Hiermee heeft zij echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, van de Awb. Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel, dat er niet toe strekt om een partij in de gelegenheid te stellen het reeds in hoger beroep gevoerde debat te heropenen. Nu verzoekster met haar uiteenzetting zodanige heropening beoogt, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2006