ECLI:NL:RVS:2006:AZ3215

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200600625/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging rijrichting Lindestraat Brunssum en hoger beroep tegen bestuursbesluiten

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Brunssum op 16 juli 2002 besloten de rijrichting in de Lindestraat te wijzigen van west naar oost. Dit besluit leidde tot bezwaren van drie wederpartijen, die in 2003 hun beroepen gegrond verklaard zagen door de rechtbank Maastricht. Het college trok het besluit van 16 juli 2002 in en stelde een tijdelijk verkeersbesluit in, dat tot 31 december 2009 zou gelden. De wederpartijen maakten opnieuw bezwaar, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank op 12 december 2005, waarin het college werd gelast een nieuw besluit te nemen. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het tijdelijke verkeersbesluit als een nieuw primair besluit had aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college niet bevoegd was om het besluit van 5 april 2005 te nemen, omdat er geen bezwaar openstond tegen het besluit van 27 januari 2004. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 5 april 2005, en oordeelde dat het college opnieuw moest beslissen op de bezwaren van de wederpartijen tegen het besluit van 16 juli 2002.

De Raad van State concludeerde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de tijdelijke wijziging van de rijrichting gerechtvaardigd was, en dat het college de resultaten van een evaluatie van het verkeerscirculatieplan had moeten afwachten. De zaak werd gegrond verklaard, en het college werd opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de wederpartijen.

Uitspraak

200600625/1.
Datum uitspraak: 29 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Brunssum,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/830, 05/987 en 05/1205 van de rechtbank Maastricht van 12 december 2005 in het geding tussen:
1.    [wederpartijen sub 1],
2.    [wederpartij sub 2],
3.    [wederpartij sub 3],
allen wonende te Brunssum,
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2002 heeft appellant (hierna: het college), voor zover thans van belang, de rijrichting in de Lindestraat te Brunssum gewijzigd in west naar oost (in de richting van het centrum).
Bij besluit van 21 januari 2003 heeft het college de daartegen door [wederpartijen sub 1, sub 2 en sub 3] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 4 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) de daartegen door [wederpartijen sub 1, sub 2 en sub 3] ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 21 januari 2003 vernietigd.
Bij besluit van 27 januari 2004 heeft het college het besluit van 16 juli 2002 ingetrokken en besloten in de Lindestraat tijdelijk de rijrichting van west naar oost te hanteren, totdat nadere besluitvorming over een nieuw verkeerscirculatieplan heeft plaatsgevonden.
Bij besluit van 5 april 2005 heeft het college de tegen het tijdelijke verkeersbesluit van 27 januari 2004 gerichte bezwaren van [wederpartijen sub 1, sub 2 en sub 3] ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd, met dien verstande dat het geldt tot 31 december 2009.
Bij uitspraak van 12 december 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door [wederpartijen sub 1, sub 2 en sub 3] ingestelde beroepen gegrond verklaard, het bij haar bestreden besluit vernietigd en het college onder oplegging van een dwangsom gelast vóór 1 april 2006 een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 20 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 maart 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 maart 2006 heeft [wederpartij sub 1] van antwoord gediend.
Bij besluit van 21 maart 2006 heeft het college de door [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3] tegen het tijdelijke verkeersbesluit van 27 januari 2004 gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd, met dien verstande dat het geldt tot 1 juli 2007. Dit besluit is aangehecht.
Bij brief van 11 april 2006, aangevuld bij brief van 26 mei 2006 heeft [wederpartij sub 2] beroep ingesteld tegen het besluit van 21 maart 2006. Bij brief van 24 april 2006 heeft [wederpartij sub 1] de Afdeling verzocht dit besluit te vernietigen. Bij brief van 8 mei 2006 heeft [wederpartij sub 3] tegen dit besluit beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2006, waar appellant, vertegenwoordigd door O. van de Ruit en M.G. Sloen, en [wederpartij sub 2], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken, tenzij het besluit op bezwaar of in administratief beroep is genomen.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Ingevolge het tweede lid herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
2.2.    De rechtbank heeft het college bij brief van 13 oktober 2004 meegedeeld dat het besluit van 27 januari 2004, voor zover daarbij is besloten tot het tijdelijk hanteren van de rijrichting in de Lindestraat van west naar oost, aangemerkt dient te worden als een primair besluit. De daartegen ingediende bezwaarschriften, die het college ter behandeling als beroepschriften naar haar had doorgezonden, heeft de rechtbank aan het college teruggezonden. Vervolgens heeft het college bij besluit van 5 april 2005 alsnog op de bezwaarschriften beslist, welk besluit in de aangevallen uitspraak ter beoordeling voorlag.
2.3.    De Afdeling overweegt ambtshalve dat de rechtbank het besluit van 27 januari 2004, voor zover het de tijdelijke verkeersmaatregel betreft, ten onrechte als een nieuw primair besluit heeft aangemerkt. De intrekking van het besluit van 16 juli 2002 en de tijdelijke verkeersmaatregel vormen tezamen de in heroverweging gegeven beslissing op bezwaar. Zij zijn het resultaat van de heroverweging van het besluit van 16 juli 2002, waartoe het college is overgegaan nadat de rechtbank het besluit op bezwaar van 21 januari 2003 bij haar uitspraken van 4 november 2003 had vernietigd en het college had opgedragen een nieuw besluit te nemen op de bezwaarschriften van [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3].
Nu tegen het besluit van 27 januari 2004 geen bezwaar openstond, was het college niet bevoegd tot het nemen van het besluit van 5 april 2005. De rechtbank heeft dit niet onderkend en heeft nagelaten te beslissen op de als bij haar ingestelde beroepen aan te merken bezwaren van [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3] tegen het besluit van 27 januari 2004.
2.4.    Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 5 april 2005 vernietigen. De Afdeling zal tevens het besluit van 21 maart 2006, dat geacht wordt eveneens onderwerp te zijn van dit geding, met gegrondverklaring van de daartegen gerichte beroepen, vernietigen.
Doende hetgeen de rechtbank voorts zou behoren te doen, beoordeelt de Afdeling thans de door [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3] tegen het besluit van 27 januari 2004 aangevoerde gronden aan de hand van hun bezwaar- en beroepschriften.
2.5.    Met de verkeersmaatregel beoogt het college het sluipverkeer in de Sweelinckstraat, Schubertstraat en Hokkelenbergstraat terug te dringen en het centrum van Brunssum beter bereikbaar te maken.
Het besluit van 16 juli 2002, zoals dat was gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 21 januari 2003, voorzag in een definitieve verkeersmaatregel. Het besluit van 21 januari 2003 werd door de rechtbank vernietigd bij de uitspraken van 4 november 2003, omdat dat besluit naar het oordeel van de rechtbank niet kon worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Daartoe had de rechtbank onder meer overwogen dat het college met het instellen van de rijrichting van west naar oost was afgeweken van het vigerende Verkeerscirculatieplan Centrum (hierna: het VCP). De rechtbank achtte de motivering onvoldoende, omdat in de evaluatie van het VCP uitdrukkelijk is overwogen dat nog nadere studie dient plaats te vinden naar de effecten van de - in eerste instantie - tijdelijke maatregel om de rijrichting in de Lindestraat om te keren en een dergelijke studie op dat moment nog niet had plaatsgevonden. Tegen deze uitspraken heeft het college geen hoger beroep ingesteld.
Onder verwijzing naar deze uitspraken heeft het college de definitieve maatregel bij besluit van 27 januari 2004 ingetrokken en vervangen door de thans in geding zijnde tijdelijke maatregel, die is genomen in afwachting van de uitkomst van een nadere studie naar de verkeerscirculatie in het centrum, waarvan de Lindestraat deel uitmaakt. Het college acht het uit oogpunt van verkeersveiligheid ongewenst om vooruitlopend op deze studie de sinds juli 2002 bestaande rijrichting te wijzigen.
2.6.    [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3] hebben aangevoerd, samengevat weergegeven, dat het college met het nemen van de tijdelijke maatregel eveneens afwijkt van het VCP en het college deze afwijking niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Zij zien niet in waarom het college de resultaten van de evaluatie van het VCP niet heeft kunnen afwachten.
2.6.1.    Dit betoog slaagt. Uit het besluit van 27 januari 2004 blijkt niet dat het college bij zijn besluitvorming de resultaten van de nadere studie naar de effecten van de omkering van de rijrichting heeft betrokken. Concrete gegevens over de te verwachten toename van het verkeer in het centrum en de gevolgen daarvan, zijn niet beschikbaar. Zonder inzicht in deze effecten heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat de in afwijking van het VCP veranderde rijrichting in de Lindestraat gerechtvaardigd is in het licht van de in het VCP geformuleerde hoofddoelstelling om het verkeer in het centrum te verminderen. Dat geen permanente, maar een tijdelijke maatregel is genomen, maakt dit niet anders. Het college kan niet voorzien of een nieuw VCP een gewijzigde rijrichting in de Lindestraat zal inhouden, zodat daarin geen grond kan worden gevonden voor een tijdelijke wijziging van de rijrichting. De omstandigheid dat de rijrichting feitelijk al enkele jaren in strijd met het VCP is, biedt daarvoor evenmin grond, nu die feitelijke situatie steeds in geschil is geweest.
2.6.2.    De conclusie is dat het besluit van 27 januari 2004 in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb niet deugdelijk is gemotiveerd. Het besluit dient derhalve te worden vernietigd.
Het college dient opnieuw te beslissen op de bezwaren gericht tegen het besluit van 16 juli 2002. In dat verband merkt de Afdeling op dat een motivering als vermeld in het besluit van 21 maart 2006 evenmin aan de eisen voldoet, indien deze niet met cijfers wordt onderbouwd.
De Afdeling zal op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit.
2.7.        Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 12 december 2005 in zaak nos. AWB 05/830, 05/987 en 05/1205;
III.    vernietigt het besluit van het college van 5 april 2005;
IV.    verklaart de door [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3] bij de rechtbank ingestelde beroepen tegen het besluit van het college van 27 januari 2004 gegrond;
V.    vernietigt dat besluit;
VI.    verklaart de beroepen van [wederpartij sub 1, sub 2 en sub 3] tegen het besluit van het college van 21 maart 2006 gegrond;
VII.    vernietigt dat besluit;
VIII.    draagt het college op binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen;
IX.    veroordeelt het college tot vergoeding van de in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten van [wederpartij sub 1] tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, van [wederpartij sub 2] tot een bedrag van € 1.179,91 (zegge: duizend honderdnegenenzeventig euro en eenennegentig eurocent), waarvan een gedeelte groot € 1.127,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en van [wederpartij sub 3] tot een bedrag van € 816,64 (zegge: achthonderdzestien euro en vierenzestig eurocent), waarvan een gedeelte groot € 805,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Brunssum aan [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en [wederpartij sub 3] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
X.    gelast dat de gemeente Brunssum aan [wederpartij sub 1], [wederpartij sub 2] en  [wederpartij sub 3] ieder het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Visser
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2006
148