ECLI:NL:RVS:2006:AZ2783

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601273/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor ventilatorinstallaties en condensorunits op bedrijfspand in Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2006, waarin de rechtbank de beroepen van appellanten ongegrond verklaarde. De zaak betreft een bouwvergunning die op 24 augustus 2004 door het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven is verleend aan het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam voor het veranderen en gedeeltelijk vernieuwen van een bedrijfspand aan de Robert Fruinstraat 52-56 te Rotterdam. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, specifiek gericht op vier ventilatorinstallaties op het dak en vijf condensorunits op de brandtrappen van het pand.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de bezwaren van appellanten ongegrond zijn, maar appellanten zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 oktober 2006 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de ventilatorinstallaties en condensorunits niet op de bouwtekeningen zijn aangegeven en dat er geen bewijs is dat deze installaties deel uitmaakten van de bouwaanvraag. Hierdoor concludeert de Afdeling dat er geen bouwvergunning voor deze installaties is verleend, wat betekent dat de bezwaren van appellanten in deze procedure niet aan de orde kunnen komen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met verbetering van de gronden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 22 november 2006.

Uitspraak

200601273/1.
Datum uitspraak: 22 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [appellante sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. WW44 05/2036 en 05/2037 van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2004 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven (hierna: het dagelijks bestuur) bouwvergunning aan het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (hierna: het Ontwikkelingsbedrijf) verleend voor het veranderen en gedeeltelijk vernieuwen van een aan de Robert Fruinstraat 52-56 te Rotterdam gelegen bedrijfspand (hierna: het bedrijfspand).
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar onder aanvulling van de motivering van het besluit van 24 augustus 2004 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 januari 2006, verzonden op 9 januari 2006, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellant sub 1 bij brief van 15 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en appellante sub 2 bij brief van 17 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2006, hoger beroep ingesteld. Appellant sub 1 heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 15 maart 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 april 2006 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het dagelijks bestuur van 26 september 2006. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2006, waar appellante sub 2, vertegenwoordigd door J. Kooi, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door E.F.W. Vogel, in dienst van de deelgemeente Delfshaven, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De bezwaren van appellanten richten zich uitsluitend tegen vier op het dak van het bedrijfspand gerealiseerde ventilatorinstallaties, alsmede tegen vijf op de brandtrappen van het pand geplaatste condensorunits.
Zoals ter zitting van de Afdeling ook door het deelbestuur is bevestigd, zijn genoemde ventilatorinstallaties en condensorunits op de door het deelbestuur overgelegde bouwtekeningen niet aangegeven. Onder die omstandigheid en in aanmerking genomen dat geen van de overige tot de bouwaanvraag behorende bescheiden er op wijst dat bedoelde installaties en units van die aanvraag deel uitmaakten, is de Afdeling, anders dan waar de rechtbank van is uitgegaan, van oordeel dat geen bouwvergunning voor de ventilatorinstallaties en de condensorunits is verleend. De hierop betrekking hebbende bezwaren van appellanten kunnen in deze procedure mitsdien niet aan de orde komen.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop zij rust, te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink      w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2006
58-423.