ECLI:NL:RVS:2006:AZ1595
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins-de Vin
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 3 april 2006 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De rechtbank had het besluit van de minister van 31 maart 2003, waarin de aanvraag was afgewezen, vernietigd en de minister opgedragen binnen tien weken een nieuw besluit te nemen. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de rechtbank onjuist had geoordeeld over de betrouwbaarheid van het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken, dat als basis diende voor de afwijzing van de asielaanvraag.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het ambtsbericht niet zorgvuldig tot stand was gekomen. De Afdeling oordeelde dat de minister bij zijn besluitvorming op het ambtsbericht mocht vertrouwen, tenzij er concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid ervan. De Afdeling heeft vastgesteld dat dergelijke aanknopingspunten ontbraken en dat de minister het asielrelaas van de vreemdeling op basis van het ambtsbericht als ongeloofwaardig had kunnen aanmerken.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard. De Afdeling heeft geoordeeld dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op een zorgvuldige manier had onderbouwd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 16 oktober 2006.