ECLI:NL:RVS:2006:AZ0796

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606247/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende premie vaststelling

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 oktober 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, hierna te noemen verzoeker, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen van 12 juli 2006. De rechtbank had het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en het besluit van verzoeker van 22 maart 2004 vernietigd, waarbij het bezwaar van de wederpartij tegen de premie vaststelling ongegrond was verklaard. De premie, die oorspronkelijk was vastgesteld op maximaal € 544.536,26, werd door verzoeker verlaagd naar € 389.002,41. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij in afwachting van de uitspraak in hoger beroep geen nieuwe beslissing op het bezwaar van de wederpartij hoeft te nemen. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de wederpartij geen belang heeft bij een nieuwe beslissing op bezwaar, waardoor het verzoek als kennelijk gegrond werd toegewezen. De Voorzitter heeft besloten dat verzoeker geen nieuwe beslissing hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2006.

Uitspraak

200606247/2.
Datum uitspraak: 18 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/453 van de rechtbank Groningen van 12 juli 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], gevestigd te [plaats],
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2003 heeft verzoeker de bij besluit van 25 oktober 2000 aan [wederpartij] verleende premie ten bedrage van maximaal € 544.536,26 (ƒ 1.200.000,-) vastgesteld op € 389.002,41 (ƒ 857.248,50).
Bij besluit van 22 maart 2004 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2006, verzonden op 13 juli 2006, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 22 maart 2004 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2.    Overwegingen
2.1.    De Voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening word bepaald dat verzoeker in afwachting van het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de bestreden uitspraak van de rechtbank van 12 juli 2006 en derhalve geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] hoeft te nemen.
Bij brief van 25 september 2006 heeft de Voorzitter [wederpartij] verzocht aan te geven welk belang zij heeft bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar, voordat op het hoger beroep is beslist. Namens [wederpartij] is bij brief van 4 oktober 2006 medegedeeld dat zij daarbij thans geen belang heeft en dat de uitspraak op het hoger beroep kan worden afgewacht. Gelet hierop, ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2006
164-496.