ECLI:NL:RVS:2006:AY9858
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om woonwagenstandplaats in Stampersgat door college van burgemeester en wethouders van Halderberge
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om een woonwagenstandplaats in de kern Stampersgat door het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Het college had op 27 november 2003 besloten om het verzoek van appellante af te wijzen. Dit besluit werd door het college in een later besluit van 13 april 2004 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard. De rechtbank Breda verklaarde op 2 januari 2006 het beroep van appellante tegen deze besluiten ook ongegrond. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij stelde dat de rechtbank had miskend dat het college haar een vervangende woonwagenstandplaats had moeten toewijzen op basis van een toezegging van de burgemeester van Halderberge.
De Raad van State heeft de zaak op 31 augustus 2006 ter zitting behandeld, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bestuursrechter alleen oordeelt over de uitoefening van bestuursrechtelijke bevoegdheden en dat de civiele rechter zich moet buigen over de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst tussen appellante en het college. Het college had onderzoek laten verrichten naar de planologische mogelijkheden voor de realisatie van een solitaire woonwagenstandplaats, maar de uitkomst was dat geen van de onderzochte locaties geschikt was. De Raad van State concludeerde dat het college in redelijkheid tot de afwijzing van het verzoek had kunnen komen en dat er geen bindende toezegging aan appellante was gedaan.
Het hoger beroep van appellante werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.