200508462/1.
Datum uitspraak: 11 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 27 januari 2005 heeft de gemeenteraad van Kampen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 december 2004, het bestemmingsplan "Europa-allee/Loriéstraat" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 augustus 2005, kenmerk RWB/2005/613, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 2 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 15 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 16 mei 2006. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Appellanten hebben hier op 15 juni 2006 gebruik van gemaakt.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het gemeentebestuur. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2006, waar appellanten, in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door P. Bos, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Appellanten stellen dat de voorbereiding van het plan niet zorgvuldig was aangezien het plan gezien de lange voorbereidingstijd, opnieuw in de inspraak gebracht had moeten worden en er in het kader van de voorbereiding van het plan geen overleg is gepleegd met de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving (hierna: PCFL).
2.3.1. De WRO verbindt geen termijn aan de vaststelling van het plan na ter inzage legging van het voorontwerp daarvan. Nu niet is gebleken van een sterk gewijzigde situatie ten opzichte van het moment van ter inzage leggen van het voorontwerp, kon het gemeentebestuur afzien van een nieuwe inspraakronde.
Ingevolge artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro 1985), voor zover hier van belang, plegen burgemeester en wethouders waar nodig overleg met die diensten van de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening alsmede met de diensten die belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. In het onderhavige geval is er op ambtelijk niveau overleg geweest zonder dat advies is ingewonnen bij de PCFL. Gezien de beperkte omvang en reikwijdte van het plan en gezien de ligging van het plan in binnenstedelijk gebied, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat overleg met de PCFL in het onderhavige geval niet nodig was.
2.4. Appellanten stellen dat verweerder zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van hun bedenkingen, dat zij onvoldoende ruimte hebben gekregen om hun belangen kenbaar te maken en dat verweerder een onjuiste toets heeft aangelegd.
2.4.1. Niet is gebleken dat verweerder onvoldoende kennis heeft genomen van de bedenkingen van appellanten dan wel anderszins een onjuiste toets of beoordeling heeft aangelegd. Appellanten zijn op de hoorzitting van 9 juni 2005 voldoende in de gelegenheid gesteld hun belangen kenbaar te maken. Dat de gemeente niet op deze hoorzitting vertegenwoordigd was, maakt dit niet anders.
Het standpunt van appellanten
2.5. Appellanten stellen voor het overige in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het bestemmingsplan, aangezien dit plan niet zorgvuldig is voorbereid. Het plan had opgenomen dienen te worden in het eerder vastgestelde bestemmingsplan "Europa-allee". Het onderhavige plan bevat onvoldoende onderzoeksgegevens wat betreft de motieven, de bestaande structuur, het vigerende plan en de wenselijke stedenbouwkundige inrichting van het gebied. Tevens is het plan naar de mening van appellanten onuitvoerbaar. Er bestaat geen markt voor kantoorruimte, het plan roept veel weerstand op en de kosten voor eventuele bodemsanering zijn niet inzichtelijk gemaakt.
Voorts stellen appellanten dat het bouwwerk niet past in de omgeving, nu de toegestane hoogte hoger is dan de maximale bouwhoogte van 6 meter die is opgenomen in het bestemmingsplan "Europa-allee".
Verder stellen appellanten dat hun belangen onvoldoende zijn meegewogen bij de goedkeuring van het plan. Er zal parkeeroverlast ontstaan, aangezien de parkeerruimte in de directe omgeving onvoldoende is om de te verwachten toename van de parkeerdruk op te lossen. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de aantasting van het woon- en leefklimaat van appellanten.
Verder voorziet het plan in vervangende bedrijfsbebouwing, zodat de algemene ontheffing van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet op het plan van toepassing is en de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.
Ten slotte stellen appellante dat ten onrechte geen onderzoek is uitgevoerd naar de voorgedragen alternatieven.
Het standpunt van verweerder
2.6. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd. Volgens verweerder valt het bezwaar dat het plangebied opgenomen had dienen te worden in het bestemmingsplan "Europa-allee" buiten het bereik van de onderhavige procedure. Verweerder acht de voorbereiding van het plan zorgvuldig. Het plan geeft, gelet op de beperkte omvang van de locatie en de stedenbouwkundige visie die al eerder voor het bestemmingsplan Europa-allee is ontwikkeld, een passende bestemming aan het vrijgekomen gebied. Een behoeftenonderzoek met betrekking tot de kantoorruimten is gezien de beperkte omvang van het plan niet noodzakelijk. Uit het Lokaal Woonplan van de gemeente Kampen blijkt dat er conform de landelijke trends een groeiende behoefte is aan seniorenwoningen. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat de grond niet gesaneerd hoeft te worden en wordt de planschade geschat op nihil.
Verweerder acht de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het plan aanvaardbaar. De afstand van het nieuwbouwcomplex tot de dichtstbijzijnde woningen, gelegen aan de Loriéstraat […], bedraagt 20 meter. Gelet op deze afstand, de vormgeving van het complex en gezien het feit dat het hier een binnenstedelijke situatie betreft, waarin een zekere aantasting van uitzicht, privacy en bezonning geaccepteerd zal moeten worden, zal de bouw van het complex niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. Gezien de ligging van de overige woningen zal zich ook hier geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat voordoen. Verweerder acht het plan een verbetering van de milieuhygiënische situatie nu een meer hinderlijke activiteit verdwijnt. De nieuwe bestemming levert geen extra verkeersbewegingen op ten opzichte van de huidige situatie. Het plan leidt niet tot overschrijding van de geluidsnorm van 55 dB(A) of tot parkeeroverlast. Een parkeerkelder en parkeerplaatsen op het eigen terrein zullen 37 parkeerplaatsen opleveren. Bovendien zijn er in de omgeving voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig om op piekmomenten in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Gezien de planologische aanvaardbaarheid van het onderhavige plan, bestond er geen aanleiding om in te gaan op de alternatieven van appellanten.
Vaststelling van de feiten
2.7. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.7.1. Het plan voorziet in de bouw van een appartementencomplex met zakelijke dienstverlening op de hoek van de Europa-allee met de Loriéstraat op gronden die vrijkomen door verplaatsing van een garage/autoverkoop bedrijf.
2.7.2. Aan de gronden in het plangebied is de bestemming "Meergezinshuizen" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid B, onder 2, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Meergezinshuizen" bestemd voor meergezinshuizen met de daarbij behorende bergingen en parkeerkelders, alsmede, indien en voor zover de gronden op de kaart zijn aangeduid met "zakelijke dienstverlening" voor kantoren en zakelijke dienstverlening - met uitzondering van detailhandel - op de begane grond met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven.
Ingevolge artikel 3, lid B, onder 1, van de planvoorschriften, bedraagt de hoogte van gebouwen ten hoogste 15 meter, tenzij op de kaart anders is aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding "zakelijke dienstverlening" is op de plankaart als maximale hoogte 5 meter aangegeven.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van 10% op de bouwhoogte. Op de plankaart is een ovaal bebouwingsvlak opgenomen.
2.7.3. In de plantoelichting is de ruimtelijke inpassing van het plangebied als volgt weergegeven:
"Om te komen tot een goede ruimtelijke inpassing van de nieuwe weg is in het bestemmingsplan "Europa-allee" gekozen voor een thematische uitwerking per wegdeel. Het gedeelte tussen Loriéstraat tot Kamperstraatweg heeft als thema "kantorenallee". Ten aanzien van dat thema is gesteld dat bij dit weggedeelte de vrijkomende ruimte wordt benut om aan één zijde van de weg een viertal gebouwen met een bijzondere verschijningsvorm te situeren. In deze gebouwen wordt ruimte geboden voor kantoren, ateliers en showrooms. De gebouwen begeleiden de weg en mogen als zodanig markant zijn. Ter plaatse van de Loriéstraat is behoefte aan een duidelijke blikvanger ("eye catcher"). Zowel de hoogte van het gebouw als de architectonische vormgeving kan een bijdrage leveren aan het gewenste ruimtelijke beeld. Het in het onderhavige bestemmingsplan geprojecteerde appartementengebouw met op de begane grond ruimte voor zakelijke dienstverlening en kantoren sluit goed aan bij het hiervoor genoemde thema".
2.7.4. Ingevolge het bestemmingsplan "Europa-allee" geldt een maximale bouwhoogte van 7 meter voor nieuwe bebouwing. De bestaande flats aan de Loriéstraat en langs het deel van de Europa-allee ten noorden van de Loriéstraat hebben zeven bouwlagen.
2.7.5. In het Lokaal Woonplan Kampen staat dat in Kampen gestreefd dient te worden naar 284 nieuw te bouwen woningen per jaar en 100 woningen ter vervanging per jaar. In de jaren tot 2006 is een gering aantal nieuwe woningen gebouwd en volgens de prognose zullen tot het jaar 2008 te weinig woningen worden vervangen. Gezien de vergrijzing en extramuralisering zal het aanbod van seniorenwoningen in Kampen moeten stijgen.
2.7.6. Volgens het rapport Verkennend bodemonderzoek Loriéstraat […] te Kampen van 9 februari 2004, uitgevoerd door Mateboer in opdracht van [belanghebbende], bestaan geen risico's voor het milieu en de volksgezondheid. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt, voor wat betreft de kwaliteit van de bodem, hoeven geen beperkingen te worden gesteld aan het gebruik van de onderzochte locatie.
2.7.7. In de planschaderisicoanalyse van 12 januari 2003, uitgevoerd door NOMIS advies in opdracht van [belanghebbende], wordt de planschade op nihil geschat. De nieuwbouw wordt hoger en komt dichterbij, hetgeen een beperkte toename van de bestaande inkijk vanaf de galerijen oplevert. Daar het hier om huurappartementen gaat en het nieuw te bouwen appartementencomplex niet leidt tot een vermindering van de verhuurbaarheid, is er geen sprake van planschade. Het gebruik als autobedrijf komt te vervallen ten gunste van woondoeleinden. Een toename van de verkeersaantrekkende werking is niet te verwachten.
2.7.8. In de plantoelichting is vermeld dat het appartementencomplex wordt onderkelderd ten behoeve van het parkeren en voor bergingen. In de doeleindenomschrijving "Meergezinshuizen" is de mogelijkheid opgenomen om op de gronden met deze bestemming de bij de meergezinshuizen behorende bergingen en parkeerkelders te bouwen. In het schetsontwerp van BOG Architecten van december '98 is opgenomen dat ten behoeve van de zakelijke dienstverlening 10 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd en ten behoeve van bezoekers 6 parkeerplaatsen.
Blijkens het raadsbesluit zijn 37 parkeerplaatsen nodig, waarbij is uitgegaan van 24 woningen en 700 m2 kantoorruimte als opgenomen in het schetsontwerp.
In het deskundigenbericht is vermeld dat de door de gemeente genoemde 37 parkeerplaatsen uitgaande van het schetsontwerp betekenen 1 parkeerplaats per 100 m2 zakelijke dienstverlening en 1,25 parkeerplaats per woning. Voor stedelijke gebieden zijn dit in algemene zin redelijke uitgangspunten voor het bepalen van de benodigde parkeerplaatsen. De deskundige verwacht geen vergrote parkeerdruk.
2.7.9. Appellanten wonen aan de [locaties 1], [locatie 2] en [locaties 3].
2.7.10. De afstand van de woningen aan [locaties 1] tot het bebouwingsvlak is ruim 100 meter. De afstand van [locatie 2] tot het bebouwingsvlak is ongeveer 70 meter. De afstand van de woningen aan de [locaties 3] tot het bebouwingsvlak bedraagt 20 tot 30 meter.
2.7.11. In het deskundigenbericht is vermeld dat de woningen aan de [locaties 1a] qua uitzicht direct op het bebouwingsvlak zijn georiënteerd. Door de toename van de bouwhoogte wordt het uitzicht enigszins belemmerd. De woningen zijn gelegen aan de noordzijde van het nieuwbouwcomplex. Schaduwwerking zal dus vooral rond het middaguur in die richting plaatsvinden. De afstand is echter dusdanig dat het overgrote deel van het jaar deze schaduw de woningen niet zal bereiken.
In het deskundigenbericht is vermeld dat de woningen aan de [locaties 1b] dusdanig zijn georiënteerd dat er geen sprake is van een aantasting van het uitzicht en de bezonningssituatie.
In het deskundigenbericht is vermeld dat de woning aan [locatie 2] zich recht tegenover het plangebied bevindt aan de overzijde van de Europa-allee. Het zicht wordt reeds belemmerd door de flat aan de Loriéstraat en er bevinden zich tussen het plangebied en de woning afschermende groenvoorzieningen. Er is geen sprake van aantasting van de bezonningssituatie.
2.7.12. In het deskundigenbericht is vermeld dat gezien de maximale hoogte en omvang van de nieuwbouw het uitzicht van de woningen aan de [locaties 3] wordt belemmerd op de onderste vier bouwlagen van deze flat. Blijkens de stukken ter zitting wordt het uitzicht van de bewoners op de 1e verdieping nu reeds gehinderd door het bestaande autobedrijf. De bewoners van de 4e verdieping en hoger zullen over het nieuwbouwcomplex heen kijken. In het deskundigenbericht is verder vermeld dat aan de zijde van het nieuwbouwcomplex zich de galerijen, de slaapkamer en de keuken bevinden. Gezien de ligging van de woningen zal door het nieuwe complex een vermindering van de ochtendzon optreden.
2.7.13. Bij besluit van 8 april 1998 heeft verweerder op grond van artikel 82a Wgh een algemene ontheffing verleend voor gedeelten van het stedelijk gebied van de gemeente Kampen voor situaties waarbij sprake is van vervangende nieuwbouw met uitbreiding, het opvullen van open plaatsen en dergelijke. Voor deze gebieden geldt een grenswaarde van 55 dB(A). Uit het akoestisch onderzoek "Europa-allee, 1e fase", van 25 mei 2000, uitgevoerd door BVA-Raalte, volgt dat de maximale waarde van 55 dB(A) in de nieuwe situatie niet wordt overschreden.
Het oordeel van de Afdeling
2.8. De beroepsgrond van appellanten dat het plangebied ten onrechte niet is opgenomen in het bestemmingsplan "Europa-allee" richt zich tegen de begrenzing van het onderhavige plan. Gelet op de systematiek van de WRO komt de gemeenteraad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de gemeenteraad een begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht.
De Afdeling is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of het recht en dat verweerder het plan, op dit onderdeel, terecht heeft goedgekeurd.
2.8.1. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan voldoende planologisch is onderbouwd. Gelet op de beperkte omvang van het plan en de bestaande stedenbouwkundige visie voor het bestemmingsplan "Europa-allee", acht de Afdeling het standpunt van verweerder, dat de gemeente niet gehouden was een nieuwe visie te maken, niet onredelijk. Met betrekking tot de maximale bebouwingsmogelijkheden heeft verweerder in zijn beoordeling kunnen betrekken dat de bebouwing is voorzien in een stedelijk gebied. Wat betreft de bouwhoogte is voorts aansluiting gezocht bij de bouwhoogte van de nabijgelegen flatgebouwen. In de planbeschrijving is opgenomen dat is gekozen voor een markant gebouw. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene bebouwing, wat betreft de bouwhoogte, past binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving, die zich kenmerkt door een variatie van hoog- en van laagbouw.
2.8.2. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het plan niet uitvoerbaar is. Het plangebied is beperkt van omvang. Er wordt een klein oppervlak aan kantoorruimte voor de lokale markt gecreëerd. Appellanten hebben bovendien niet aannemelijk gemaakt dat geen behoefte bestaat aan de beoogde kantoren. Het grootste deel van het nieuwbouwcomplex bestaat uit appartementen. Gelet op hetgeen is weergegeven in overweging 2.7.5. bestaat in Kampen behoefte aan woningen. Verder blijkt uit onderzoek dat geen bodemsanering plaats hoeft te vinden en dat de planschade op nihil is geschat. Gezien het bovenstaande acht de Afdeling onvoldoende grond aanwezig om te oordelen dat niet genoegzaam onderzoek in dit opzicht is gedaan, dan wel dat er voor verweerder aanleiding was om aan de uitvoerbaarheid te twijfelen.
2.8.3. Blijkens de stukken heeft verweerder in aanmerking genomen dat uitgaande van 24 woningen en 700 m2 zakelijke dienstverlening 37 parkeerplaatsen nodig zijn. Blijkens het deskundigenbericht liggen hieraan de in 2.7.8. genoemde parkeernormen ten grondslag. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in navolging van de gemeenteraad van deze normen mocht uitgaan. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het plan onvoldoende ruimte biedt voor de aanleg van parkplaatsen ten behoeve van het te bouwen appartementencomplex met op de begane grond zakelijke dienstverlening. Gelet hierop heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan in voldoende parkeergelegenheid voorziet.
2.8.4. Gelet op hetgeen in overweging 2.7.11 is vermeld zal het verlies van uitzicht, privacy en bezonning voor de woningen van appellanten voor zover gelegen aan de [locaties 1] en [locatie 2] afwezig of beperkt zijn.
Gelet op hetgeen in overweging 2.7.12 is vermeld zal vanwege de voorziene bebouwing voor een deel van de woningen aan [locaties 3] een verlies van uitzicht en privacy optreden. De Afdeling acht niet uitgesloten dat voor dat deel van de woningen de voorziene bebouwing zal leiden tot minder bezonning in de ochtend. De Afdeling ziet, mede gelet op het deskundigenbericht, evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van appellanten. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat hier sprake is van een stedelijk gebied, er geen blijvend recht op een vrij uitzicht bestaat en de woningen aan de Loriéstraat niet op de voorziene bebouwing zijn geörienteerd.
2.8.5. Gelet op het huidige gebruik van het plangebied voor een garage- en autoverkoopbedrijf en de verkeersaantrekkende werking van dit gebruik, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat zo al sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen er geen toename van geluid en verkeersstof zal ontstaan ten gevolge van het plan.
2.8.6. Gezien de algemene vrijstelling van de voorkeurgrenswaarde voor geluid zoals genoemd in overweging 2.7.13. is de Afdeling van oordeel dat de vrijstelling geldt voor vervangende nieuwbouw. Nu daarbij geen onderscheid is gemaakt naar de aard van het gebruik van de bebouwing, geldt de vrijstelling ook voor de vervanging van bedrijfsbebouwing. Het plan voorziet in vervangende nieuwbouw en valt derhalve onder de algemene vrijstelling. Derhalve geldt een maximale toegestane geluidsbelasting van 55 dB(A) voor de te bouwen woningen. Gezien het akoestische onderzoek wordt deze grenswaarde niet overschreden.
2.8.7. Voor zover appellanten aanvoeren dat de in het plan voorziene bebouwing beter een andere bestemming kan krijgen en appellanten een voorstel doen voor een andere invulling van het plangebied overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen goedkeuring aan het plan te onthouden.
Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan brengt immers met zich dat alternatieven in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik van het door de gemeenteraad gekozen gebied waarop het plan ziet. Gezien het bovenstaande is niet gebleken van ernstige bezwaren.
2.8.8. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en dr. J.J.C. Voorhoeve en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2006