ECLI:NL:RVS:2006:AY9421

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200508458/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan N280-Oost door gemeenteraad van Swalmen

Op 10 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Swalmen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "N280-Oost" vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Limburg op 16 augustus 2005. Appellante, een onderneming gevestigd aan de [locatie] te [plaats], heeft op 3 oktober 2005 beroep ingesteld tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan, met aanvullende gronden op 26 oktober 2005. De zaak werd behandeld op 8 juni 2006, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en verweerder door mr. N.S.J. Koeman en andere ambtenaren van de provincie. De gemeenteraad van Swalmen was niet aanwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen het overgangsrecht van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure en de relevante artikelen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) besproken. De Afdeling oordeelde dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling benadrukte dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en dat de gedeputeerde staten de taak hebben om te beoordelen of het plan niet in strijd is met het recht.

De Afdeling concludeerde dat de gemeenteraad de bedenkingen van appellante niet in aanmerking heeft genomen, omdat de keuze voor het tracé van de N280-Oost al was vastgelegd in de beleidsbeslissing van de provincie. De Afdeling oordeelde dat het beroep van appellante ongegrond was, omdat het ontbreken van aansluitingen op de N280-Oost niet meer ter discussie kon worden gesteld in deze procedure. De Afdeling verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200508458/1.
Datum uitspraak: 4 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Swalmen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2004, het bestemmingsplan "N280-Oost" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 augustus 2005, no. 2005/38182, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 30 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 oktober 2005.
Verweerder heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, ir. H.J.M. Luijpers, mr. drs. H.J.M. Achten en mr. D.R. Boer, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. De gemeenteraad van Swalmen is niet verschenen.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.3.    Het plan voorziet in de aanleg van de N280-Oost met daarbij behorende voorzieningen. Deze autoweg zal de verbinding vormen tussen de nog aan te leggen Rijksweg 73-Zuid bij Roermond en de A52 bij Niederkrüchten-Elmpt. Ook voorziet het plan in de mogelijke aanpassing van enkele wegen in de directe omgeving van de N280-Oost.
Het standpunt van verweerder
2.4.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Hij heeft appellante op grond van artikel 24 van de WRO niet in haar bedenkingen ontvangen, nu de keuze voor het tracé en het bijbehorend ruimtebeslag zoals die in het bestemmingsplan is opgenomen, reeds is verankerd in de concrete beleidsbeslissing (hierna: cbb) zoals vastgelegd in de aanvulling van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg "N280-Oost" (hierna: de POL-aanvulling), vastgesteld door provinciale staten van Limburg op 21 februari 2003. Tevens verwijst hij naar de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2004, in zaak no.
200303085/1, met betrekking tot de POL-aanvulling.
Standpunt appellante
2.5.    Appellante stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en voert daartoe aan dat verweerder haar ten onrechte niet in haar bedenkingen heeft ontvangen. In verband daarmee betoogt zij dat in de onderhavige procedure niet de tracékeuze voor de N280-Oost zoals die is neergelegd in de cbb wordt aangevochten, maar dat zij opkomt tegen het ontbreken van een oplossing voor haar situatie bij de vertaling van deze cbb op bestemmingsplanniveau. De oplossingen die appellante heeft aangedragen, zoals een extra ontsluiting vanaf de N280-Oost of de verplaatsing van het bedrijf of bewegwijzering naar het bedrijf, zijn ten onrechte door de gemeenteraad niet in de planologische belangenafweging betrokken.
Vaststelling van de feiten
2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1.    Appellante is gevestigd aan de [locatie] te [plaats]. Op dit perceel worden fruit, planten en heesters geteeld en is een winkel gevestigd voor de verkoop van aardappelen, groente, fruit, bloemen, planten en levensmiddelen. De Elmpterweg is thans een doorgaande weg tussen Nederland en Duitsland. Het voorziene tracé van de Rijksweg 73-Zuid en de N280-Oost hebben tot gevolg dat de locatie waar appellante is gevestigd niet langer direct bereikbaar is vanuit Duitsland, aangezien een deel van de Elmpterweg zal verdwijnen. Het perceel van appellante maakt geen deel uit van het plangebied.
2.6.2.    In de POL-aanvulling is in paragraaf 4.4.1. 'Hoofdlijnen van beleid' opgenomen: "de N280-Oost wordt als onderdeel van het pakket "Via Limburg" gerealiseerd volgens het op de plankaarten 2a en 2b aangegeven tracé met bijbehorend ruimtebeslag. Uitgegaan is van een hoogteligging overeenkomstig het voorlopig Technisch Ontwerp. Dit tracé geldt als een concrete beleidsbeslissing."
In paragraaf 1.5. is, voor zover thans van belang, vermeld dat uitsluitend voor beroep in aanmerking komen de functie en het ruimtebeslag van het tracé voor de N280-Oost zoals deze - als uitwerking van de in het Ontwerp opgenomen hoofdlijn van beleid - zijn opgenomen in deze POL-aanvulling N280-Oost (plan en plankaarten 2a en 2b) die door provinciale staten op 21 februari 2003 is vastgesteld.
In paragraaf 4.1. "Functie N68" is vermeld dat de N280-Oost als onderdeel van het Trans-Europese Netwerk een stroomweg wordt. Het onderliggend wegennet wordt daardoor niet meer belast met doorgaand verkeer aangezien een N280-Oost zonder erfaansluitingen de verkeersafwikkeling aanzienlijk zal bevorderen.
In paragraaf 4.2. "Bestuurlijke afweging" is, voor zover thans van belang, vermeld dat naast handhaving van de bestaande weg als parallelweg, wordt voorzien in één ongelijkvloerse kruising met de N280-Oost ter hoogte van het bestaande kruispunt Maalbroek/N68.
Op de plankaarten 2a en 2b behorende bij de POL-aanvulling zijn het tracé en het ruimtebeslag (ruimte t.b.v. aanleg infra weg) van de N280-Oost weergegeven. Op de plankaarten zijn geen aansluitingen op het tracé weergegeven, wel is de ongelijkvloerse kruising ter hoogte van het bestaande kruispunt Maalbroek/N68 opgenomen op de plankaarten.
2.6.3.    In haar uitspraak van 26 mei 2004, in zaak no.
200303085/1, betreffende de POL-aanvulling heeft de Afdeling naar aanleiding van het beroep van appellante het volgende overwogen.
"Naar het oordeel van de Afdeling hebben verweerders bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gediend bij de verwezenlijking van de N280-Oost dan aan het belang dat is gediend bij het behoud van rechtstreekse bereikbaarheid van de winkels van [appellante](…) voor klanten uit  Duitsland."
2.6.4.    Ingevolge artikel 24 van de WRO is artikel 23, eerste lid, onder c, alsmede artikel 27, eerste en tweede lid, van die wet niet van toepassing voor zover het ontwerp van een bestemmingsplan zijn grondslag vindt in een concrete beleidsbeslissing.
Ingevolge artikel 1 van de WRO is een concrete beleidsbeslissing een als zodanig door het bestuursorgaan aangegeven besluit in een planologische kernbeslissing, een streekplan of een regionaal structuurplan.
Ingevolge artikel 4a, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, wordt een concrete beleidsbeslissing uit een streekplan bij de vaststelling van gemeentelijke plannen als bedoeld in hoofdstuk IV van deze wet in acht genomen.
Oordeel van de Afdeling
2.7.    Op de plankaarten 2a en 2b behorende bij de POL-aanvulling zijn geen aansluitingen op het tracé van de N280-Oost weergegeven. Uit de POL-aanvulling, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.6.2, is de Afdeling gebleken dat is besloten om geen aansluitingen op de N280-Oost in het tracé en het bijbehorende ruimtebeslag op te nemen, dit ter bevordering van een vlotte en veilige verkeersafwikkeling op de weg, waaraan een stroomfunctie in het kader van het Europese wegennet is toegekend. Het ontbreken van aansluitingen op de N280-Oost maakt in die zin dan ook reeds deel uit van het tracé, zoals neergelegd in de cbb die is opgenomen in de POL-aanvulling en waarover de Afdeling reeds heeft geoordeeld.
Gelet hierop diende de gemeenteraad ingevolge het bepaalde in artikel 4a, eerste lid, van de WRO dit onderdeel van de POL-aanvulling in acht te nemen en bestond er geen ruimte voor een nadere belangenafweging dan wel een afwijking van deze cbb met betrekking tot aansluitingen op de N280-Oost.
De bedenkingen die appellante heeft aangevoerd zijn gericht op het verkrijgen van een aansluiting ter hoogte van haar perceel aan de [locatie] op de N280-Oost. Gelet op het vorenoverwogene, is de Afdeling van oordeel dat ingevolge artikel 24 van de WRO het ontbreken van aansluitingen op de N280-Oost in deze procedure niet meer voor bestrijding in aanmerking komt.
Het beroep van appellant is daarom ongegrond.
2.8.    Voor zover appellante in haar beroepschrift de wens tot uitdrukking brengt dat haar bedrijf wordt verplaatst of bewegwijzering ten behoeve van haar bedrijf wordt aangebracht, merkt de Afdeling op dat dit buiten het kader van dit geschil valt en in onderhavige procedure dan ook buiten beschouwing dient te worden gelaten.
Proceskostenveroordeling
2.9.    Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Ettekoven    w.g.  Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2006
177-458.