ECLI:NL:RVS:2006:AY8917

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606302/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen kapvergunning voor bomen ten behoeve van woningbouw

Op 21 september 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een verzoeker tegen de vergunning die het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis op 17 januari 2006 had verleend voor het kappen van twee kastanjes, negen hoogstam fruitbomen en ongeveer 700 m2 gemengd bosplantsoen aan de Vlaskuil/Noordstraat te Wanroij. De vergunning was verleend ten behoeve van de realisatie van zeven woningen in dat gebied.

De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de kapvergunning, maar dit bezwaar werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch had op 13 juli 2006 het beroep van de verzoeker tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In zijn overwegingen merkte de Voorzitter op dat de kapvergunning was verleend onder de voorwaarde dat de vergunninghoudster binnen een jaar na oplevering van de woningen de gekapte bomen zou compenseren volgens een goedgekeurd beplantingsplan. De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand zou blijven.

De Voorzitter oordeelde dat de kap van de bomen weliswaar zou leiden tot een landschappelijke verandering, maar dat dit op zichzelf geen reden was om de vergunning te weigeren. De bestuursrechter heeft in dit soort gevallen beleids- en beoordelingsvrijheid, en de Voorzitter vond dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de kapvergunning te verlenen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200606302/2.
Datum uitspraak: 21 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaken nos. AWB 05/3604 en 05/3595 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 juli 2006 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vergunning verleend voor het kappen van twee kastanjes, negen hoogstam fruitbomen en ongeveer 700 m2 gemengd bosplantsoen aan de Vlaskuil/Noordstraat te Wanroij.
Bij besluit van 26 september 2005, verzonden op 28 september 2005, heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juli 2006, verzonden op 26 juli 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 21 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van gelijke datum heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 september 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door A.C.L. van Vessem te Sint-Oedenrode, en het college, vertegenwoordigd door J.M.A. van der Burgt-Willems, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Nijmegen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft beoordeeld.
2.3.    In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht bestaat geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de kapvergunning niet mocht worden verleend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.3.1.    De kapvergunning is verleend ten behoeve van het realiseren van zeven woningen aan de Noordstraat en Vlaskuil te Wanroij. Weliswaar zal de kap van de onderhavige bomen leiden tot een landschappelijke verandering, maar daarin is geen grond gelegen voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten de kapvergunning te verlenen. Uit de toepasselijke bepalingen volgt immers dat daarbij beleids- en beoordelingsvrijheid aan de orde is, zodat de bestuursrechter het resultaat van de afweging van belangen terughoudend heeft te toetsen. Bij die toetsing neemt de Voorzitter in aanmerking dat de vergunning is verleend onder de voorwaarde dat vergunninghoudster verplicht is om binnen een jaar na oplevering van de te bouwen woningen over te gaan de gekapte houtopstand te compenseren volgens het bij deze vergunning behorende en als zodanig gewaarmerkte beplantingsplan. Voorts wordt in aanmerking genomen, dat aandacht is besteed aan het behoud van het landschappelijk karakter van de omgeving, blijkens het beeldkwaliteitplan dat ten grondslag ligt aan de ten behoeve van de bouw van de zeven woningen verleende vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.4.    Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2006
164-505.