ECLI:NL:RVS:2006:AY8529

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602959/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • C.J.M. Schuyt
  • K.J.M. Mortelmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van subsidie wegens overtreding van subsidievoorwaarden door splitsing van pand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de intrekking van een subsidie door het dagelijks bestuur van stadsdeel De Baarsjes. De subsidie, die op 16 juni 1997 was verleend en op 11 mei 1999 was vastgesteld, betrof een bijdrage-ineens van € 22.767,26 voor de kosten van casco verbetering van een pand. Het dagelijks bestuur heeft deze subsidie ingetrokken op 24 november 2004, omdat de appellant een splitsingsvergunning had aangevraagd en het pand had gesplitst in appartementsrechten, wat in strijd was met de subsidievoorwaarden die stipuleerden dat gedurende vijftien jaar na de vaststelling van de subsidie geen splitsingsvergunning mocht worden aangevraagd.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant ongegrond op 6 maart 2006. De appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de subsidievoorwaarden, omdat het dagelijks bestuur hem geen exemplaar van de Subsidieverordening had toegestuurd. De rechtbank verwierp dit betoog en oordeelde dat het aan de appellant was om zich te informeren over de voorwaarden die aan de subsidie verbonden waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de onbekendheid met de Subsidieverordening voor rekening van de appellant moest blijven.

De Afdeling oordeelde dat het dagelijks bestuur in redelijkheid had kunnen besluiten tot intrekking van de subsidie en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 september 2006.

Uitspraak

200602959/1.
Datum uitspraak: 20 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05-1972 van de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van stadsdeel De Baarsjes.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2004 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel De Baarsjes (hierna: het dagelijks bestuur) de aan appellant op 16 juni 1997 verleende en op 11 mei 1999 vastgestelde bijdrage-ineens van € 22.767,26 voor tegemoetkoming in de kosten van casco verbetering van het pand aan de [locatie] te [plaats] ingetrokken en het bedrag aan reeds betaalde subsidie geheel teruggevorderd.
Bij besluit van 15 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 maart 2006, verzonden op 10 maart 2006, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 mei 2006 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2006, waar appellant in persoon en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door L.H. Vijfschaft, werkzaam bij het stadsdeel De Baarsjes, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het dagelijks bestuur heeft de aan appellant verleende en op 11 mei 1999 vastgestelde bijdrage-ineens van € 22.767,26 ingetrokken en het bedrag aan reeds betaalde subsidie geheel teruggevorderd, omdat appellant voor het pand aan de [locatie] te [plaats] een splitsingsvergunning heeft aangevraagd die op 27 augustus 2004 is verleend en het gebouw vervolgens heeft gesplitst in appartementsrechten, hetgeen in strijd is met de in artikel 2.9 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing De Baarsjes 1996 (hierna: de Subsidieverordening) opgenomen subsidievoorwaarde dat de eigenaar gedurende vijftien jaar na de definitieve vaststelling van de bijdrage geen splitsingsvergunning aanvraagt en niet tot splitsing overgaat van het gebouw in appartementrechten.
2.2.    Ter zitting heeft appellant zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel ingetrokken.
2.3.    Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn betoog dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot intrekking van de bijdrage ineens, omdat het dagelijks bestuur hem geen exemplaar van de Subsidieverordening heeft toegezonden en ook in de documentatie die hij naar aanleiding van de aanvraag heeft verkregen geen informatie was opgenomen over de hier aan de orde zijnde subsidievoorwaarde dat geen aanvraag tot splitsingsvergunning mag worden gedaan. Om die reden was appellant van die voorwaarde niet op de hoogte en behoefde dat redelijkerwijs ook niet te zijn, aldus appellant.
2.3.1.    De rechtbank heeft dit betoog, anders dan appellant meent, uitdrukkelijk verworpen. Zij heeft daarbij terecht overwogen dat in het besluit tot verlening van de subsidie van 16 juni 1997 expliciet is vermeld dat de bijdragen worden verstrekt onder de voorwaarden die zijn vermeld in de Subsidieverordening. Ook naar het oordeel van de Afdeling was het aan appellant om na te gaan welke voorwaarden en verplichtingen de Subsidieverordening aan de aan hem verleende subsidie verbindt en daarbij niet slechts uit te gaan van de aan hem toegezonden documentatie. Dit temeer nu in de documentatie die aan appellant is toegezonden een uitdrukkelijk voorbehoud is gemaakt ten aanzien van de volledigheid ervan. De onbekendheid met de Subsidieverordening moet dan ook voor rekening van appellant blijven. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het intrekken van de bijdrage-ineens.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Bindels
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2006
85-362.