ECLI:NL:RVS:2006:AY8485

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604915/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met vergunning voor rundvee- en schapenhouderij

Op 31 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Buren aan de vergunninghouder een vergunning verleend voor een rundvee- en schapenhouderij op een specifiek perceel. Dit besluit werd op 7 juni 2006 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben de verzoekers op 4 juli 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij de Voorzitter verzochten om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 31 augustus 2006, waar de verzoekers en de vergunninghouder vertegenwoordigd waren. De vertegenwoordiger van de verweerder was ing. B.J.M. van Oosterik.

De Voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verleende vergunning voorziet in de oprichting van de rundvee- en schapenhouderij, maar de benodigde bouwvergunning wordt niet aangevraagd zolang het bestemmingsplan niet is uitgewerkt of gewijzigd. Hierdoor kan de vergunning niet in werking treden zonder de bouwvergunning, wat betekent dat er geen onverwijlde spoed is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 september 2006.

Uitspraak

200604915/2.
Datum uitspraak: 13 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Buren,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer verleend voor een rundvee- en schapenhouderij op het perceel [locatie] te [plaats]. Het besluit is op 7 juni 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 4 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2006, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 augustus 2006, waar [een verzoeker] in persoon, de overige verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. B.J.M. van Oosterik, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghouder bijgestaan door ing. J. den Hollander.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De bij het bestreden besluit verleende vergunning voorziet in de oprichting van een rundvee- en schapenhouderij. Ter zitting is gebleken dat de voor deze inrichting benodigde bouwvergunning niet wordt aangevraagd zolang het van toepassing zijnde bestemmingsplan nog niet op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is uitgewerkt dan wel gewijzigd. Nu de bij het bestreden besluit verleende vergunning ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend, is er geen onverwijlde spoed die vereist dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.3.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Jansen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2006
399.