ECLI:NL:RVS:2006:AY8066

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604701/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Windturbines Veerhavenweg vastgesteld door gemeenteraad van Houten

Op 4 september 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Windturbines Veerhavenweg", vastgesteld door de gemeenteraad van Houten op 27 september 2005. Dit bestemmingsplan was goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Utrecht op 9 mei 2006. Verzoekers, wonend in de nabijheid van het geplande project, hebben bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan, omdat zij vrezen voor de gevolgen van de bouw van drie windturbines. Zij hebben verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de inwerkingtreding van het bestemmingsplan onomkeerbare gevolgen zou hebben. De verzoeken zijn ingediend op 4 juli 2006 en ter zitting behandeld op 24 augustus 2006.

Tijdens de zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door hun gemachtigde en is de gemeenteraad van Houten gehoord. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers hebben aangevoerd dat de goedkeuring van het bestemmingsplan onterecht is, vooral omdat er al een bouwvergunning was verleend voor de windturbines. De Voorzitter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe aanvraag voor een vergunning is ingediend en dat de betrokken partijen hebben verklaard geen gebruik te maken van de vergunningen zolang deze niet onherroepelijk zijn.

Gelet op de omstandigheden en het feit dat er nog geen onomkeerbare stappen zijn gezet, heeft de Voorzitter geconcludeerd dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist. De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 september 2006.

Uitspraak

200604701/2.
Datum uitspraak: 4 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2005 heeft de gemeenteraad van Houten, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2005, het bestemmingsplan "Windturbines Veerhavenweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 9 mei 2006, no. 2006REG001126i, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers sub 1 bij brief van 4 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2006, en verzoekers sub 2 bij brief van 4 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2006, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 4 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2006, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 augustus 2006, waar verzoekers sub 1 in de persoon van [gemachtigde] en verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bruggemans, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Houten, vertegenwoordigd door ing. R.D. de Goede en drs. J.E. Vlot, ambtenaren van de gemeente.
Verweerder heeft zich niet doen vertegenwoordigen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers hebben aangevoerd dat verweerder het bestemmingsplan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij hebben bezwaren tegen de met het plan mogelijk gemaakte bouw van drie windturbines. Verzoekers hebben om schorsing van het bestreden besluit verzocht, omdat inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen zal hebben. Zij hebben er in dit verband op gewezen dat voor de drie windturbines reeds een bouwvergunning is verleend, dat deze bij beslissing op bezwaar van 22 juni 2006 is gehandhaafd, dat daartegen beroep is ingesteld bij de rechtbank en dat het voor de beoordeling van het beroep relevant is te vernemen of, naar voorlopig oordeel, het bestemmingsplan in rechte stand kan houden.
2.3.    Bij uitspraak van 21 juni 2006, no.
200506899/1heeft de Afdeling het besluit tot verlening van een vergunning op grond van de Wet milieubeheer aan Eneco Milieu B.V. ten behoeve van de drie windturbines vernietigd.
Als gevolg van deze uitspraak zal ter verkrijging van de vereiste vergunning op grond van deze wet een nieuwe aanvraag moeten worden ingediend. Ter zitting is namens de gemeenteraad verklaard dat dit ook de bedoeling is, maar dat nog geen nieuwe aanvraag voor een vergunning is ingekomen.
Ter zitting is voorts namens de gemeenteraad naar voren gebracht dat Eneco Milieu B.V. heeft verklaard geen gebruik te zullen maken van een te verlenen milieuvergunning en de verleende bouwvergunning voor de drie windturbines, zolang deze nog niet onherroepelijk zijn. De Voorzitter ziet geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
Gelet op het bovenstaande en in aanmerking genomen dat tegen de voor de windturbines verleende en bij genoemd besluit gehandhaafde  bouwvergunning in rechte is opgekomen, moet naar het oordeel van de Voorzitter worden aangenomen dat niet tot oprichting van de windturbines zal worden overgegaan voordat op de beroepen tegen het bestreden besluit zal zijn beslist. Dit leidt tot het oordeel dat van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist, geen sprake is. Het verzoek daartoe dient derhalve te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. De Rooy
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2006
59.