ECLI:NL:RVS:2006:AY7573

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605369/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen waarschuwing BNR Nieuwsradio B.V. wegens overtreding Mediawet

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van de besloten vennootschap "BNR Nieuwsradio B.V." (hierna: BNR) tegen een waarschuwing van het Commissariaat voor de Media. Deze waarschuwing was gegeven op 27 juli 2004 wegens overtreding van artikel 71k, vijfde lid, van de Mediawet. BNR had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Commissariaat, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 22 februari 2005. Vervolgens heeft BNR beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die op 13 juni 2006 het beroep gegrond verklaarde en het Commissariaat opdroeg een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft het Commissariaat hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 25 augustus 2006 de zaak behandeld, waarbij zowel het Commissariaat als BNR vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om opschorting van de verplichting tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar gegrond was. Hij stelde dat het belang van het sponsorverbod, dat commerciële beïnvloeding van nieuws en actualiteiten moet voorkomen, in geding zou komen als de verplichting niet werd opgeschort.

De Voorzitter concludeerde dat er geen zwaarwegend belang was van BNR dat opwoog tegen de opschorting van de beslissing. Daarom werd besloten dat het Commissariaat geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. Deze voorlopige voorziening werd getroffen om te waarborgen dat de belangen van de betrokken partijen in de bodemprocedure niet in het geding zouden komen.

Uitspraak

200605369/2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
het Commissariaat voor de Media,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1828 van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2006 in het geding tussen:
de besloten vennootschap "BNR Nieuwsradio B.V.", gevestigd te Amsterdam
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 juli 2004 heeft verzoeker de besloten vennootschap "BNR Nieuwsradio B.V." (hierna: BNR) een waarschuwing gegeven wegens overtreding van artikel 71k, vijfde lid, van de Mediawet.
Bij besluit van 22 februari 2005 heeft verzoeker het daartegen door BNR gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 juni 2006, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door BNR ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verzoeker een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoeker bij brief van 20 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2006, hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 augustus 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam, en BNR, vertegenwoordigd door mr. P. Burger, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker heeft verzocht de uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeiende verplichting tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar hangende het hoger beroep op te schorten. Verzoeker is gezien de strekking van de uitspraak van de rechtbank van mening dat hij gehouden zal zijn het in artikel artikel 71k, vijfde lid, van de Mediawet neergelegde sponsorverbod bij een nieuwe beslissing buiten toepassing te laten, zoals door BNR ter zitting ook is onderkend. Verzoeker stelt belang te hebben bij de gevraagde voorziening, omdat door een dergelijke nieuwe beslissing niet alleen BNR, maar ook andere commerciële omroepinstellingen het sponsorverbod niet langer kan worden tegengeworpen, althans deze zich niet meer gehouden zullen voelen om dat verbod (nog) na te leven. Daardoor komt het belang dat met het sponsorverbod is gediend, te weten het voorkomen van commerciële beïnvloeding van nieuws en actualiteiten door derden en het waarborgen van een objectieve en onafhankelijke informatieverschaffing, in geding. Deze gevolgtrekking acht de Voorzitter niet irreëel. Zijdens BNR is geen belang gesteld dat onder die omstandigheden opweegt tegen een opschorting van de door de rechtbank opgelegde verplichting om opnieuw te beslissen. Niet aannemelijk is dat, indien in hoger beroep de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, eventuele schade door BNR niet op verzoeker kan worden verhaald. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen, temeer daar niet buiten twijfel is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Molenaar
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006
369.