200600787/1.
Datum uitspraak: 30 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Doolhofpark Dúndelle B.V.", gevestigd te Bakkeveen, gemeente Opsterland,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/110 van de rechtbank Groningen van 19 december 2005 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord Nederland.
Bij besluit van 4 februari 2004 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord Nederland (hierna: het bestuur) het besluit van 5 december 2000 tot verlening aan appellante van een subsidie ten bedrage van € 44.746,00 ingetrokken en het reeds bij wijze van voorschot aan appellante uitgekeerde bedrag van € 23.607,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 13 december 2004 heeft het bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 27 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen per fax op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 maart 2006 heeft het bestuur van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [directeur] van appellante, en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.P. Gabry en drs. C. van Rosendal, beiden werkzaam bij het Samenwerkingsverband Noord Nederland, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Subsidieregeling Kwaliteitsinvesteringen in de Toeristische Sector 2000 (hierna: de KITS 2000) wordt onder toeristische onderneming verstaan een onderneming, die valt in de bedrijfsgroepen 551, 552 of 9233.2 van de standaardbedrijfsindeling 1993 (hierna: SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek, die een jachthaven, een verhuurbedrijf van pleziervaartuigen of een zeilschool is, of die als toeristische onderneming op grond van deze regeling is aangewezen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de KITS 2000 wordt onder de ondernemer verstaan de natuurlijke persoon of niet publiekrechtelijke rechtspersoon die voor eigen rekening en zonder steun van de overheid een onderneming als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a exploiteert, waarin gedurende het kalenderjaar ten minste 1225 uur besteed wordt aan het feitelijk drijven van een onderneming en welke maximaal een nader te bepalen aantal arbeidsplaatsen omvat.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder f, van de KITS 2000, voor zover thans van belang, wordt onder een vestigingsproject verstaan een project inhoudende het stichten van een toeristische onderneming of het verplaatsen daarvan van buiten de provincie Fryslân naar deze provincie.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de KITS 2000, voor zover thans van belang, kan een subsidie worden verleend aan de ondernemer die een vestigingsproject uitvoert in de provincie Fryslân.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de KITS 2000 kan een besluit tot subsidieverlening, onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht, worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze regeling of aan voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze regeling zijn gesteld.
2.1.1. Blijkens de toelichting op artikel 1, aanhef en onder a, van de KITS 2000, voor zover thans van belang, behoren tot de doelgroep van de KITS 2000 de natuurlijke of niet publiekrechtelijke rechtspersoon die voor eigen rekening en risico en zonder steun van de overheid een onderneming in de toeristische sector exploiteert. Ondernemingen die zijn gericht op de exploitatie van en handel in onroerende zaken komen niet voor subsidie in aanmerking.
2.2. Appellante komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij ten tijde van de indiening van het verzoek om vaststelling van de subsidie en ten tijde van het naar aanleiding hiervan verrichte verificatieonderzoek door een accountant van de provincie Fryslân niet voldeed aan de omschrijving van een toeristische onderneming als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de KITS 2000. Volgens haar zijn daarvoor de feitelijke omstandigheden doorslaggevend en niet de SBI-code waaronder zij ten tijde van de controle door de accountant bij de Kamer van Koophandel stond ingeschreven. Ter zitting heeft appellante hieraan toegevoegd dat de door haar verrichte werkzaamheden bestaan uit het onderhoud van het doolhofpark alsmede uit de uitbreiding ervan met een uitkijktoren en speelvoorzieningen. Appellante voert in dat verband voorts aan dat uit de KITS 2000 niet blijkt dat een toeristische onderneming na vestiging in haar geheel blijvend moet worden gevoerd door de ondernemer die de subsidie heeft aangevraagd.
2.3. Het betoog faalt. Ten tijde van het hiervoor bedoelde verificatieonderzoek waren de toeristische activiteiten van appellante geheel aan derden verhuurd en stond zij onder de handelsnaam "Doolhofpark Dúndelle Beheer" en onder de bedrijfsomschrijving "beheer van onroerend goed" bij de Kamer van Koophandel ingeschreven. Daarbij hoorde de SBI-code 65.234 (financiële holdings), welke code niet is genoemd in artikel 1, aanhef en onder a, van de KITS 2000. Gelet hierop, alsmede op de toelichting bij artikel 1, aanhef en onder a, van de KITS 2000, waren de werkzaamheden van appellante op dat moment niet aan te merken als het stichten, verplaatsen dan wel exploiteren van een toeristische onderneming. De door appellante aangevoerde feitelijke omstandigheden die verband houden met het wijzigen van haar werkzaamheden in werkzaamheden het onderhoud van het doolhofpark en de uitbreiding ervan betreffende, dateren van na het verificatieonderzoek en zien bovendien niet op het vestigingsproject waarop het verleningsbesluit van 5 december 2000 betrekking had. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat appellante ten tijde van de indiening het vaststellingsverzoek en ten tijde van het verificatieonderzoek niet voldeed aan de omschrijving van een toeristische onderneming als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de KITS 2000 en derhalve niet voldeed aan de voorschriften van de KITS 2000. Zij heeft terecht geoordeeld dat het bestuur de verleende subsidie op grond daarvan ingevolge artikel 19 van de KITS 2000 kon intrekken, en dat het bestuur deze intrekking bij het besluit van 13 december 2004 kon handhaven. Hetgeen appellante heeft aangevoerd ten aanzien van het blijven voeren van een toeristische onderneming door de ondernemer die de subsidie heeft aangevraagd en ten aanzien van de in artikel 10, eerste lid, van de KITS 2000 vervatte mogelijkheid van verlaging van de subsidiabele kosten, treft geen doel, reeds omdat zij niet als een toeristische onderneming kon worden aangemerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006