ECLI:NL:RVS:2006:AY7149

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604859/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in milieurechtelijke zaak betreffende revisievergunning voor veehouderij

In deze zaak heeft de Raad van State op 24 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over een revisievergunning voor een vleesvarkens- en rundveehouderij. De vergunninghouder had op 23 mei 2006 een revisievergunning aangevraagd, welke op 31 mei 2006 ter inzage werd gelegd. Verzoekers, omwonenden van de inrichting, hebben op 30 juni 2006 beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente Montferland, dat de vergunning had verleend. Tevens vroegen zij de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 18 augustus 2006 was alleen de vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig, terwijl de verzoekers zich hadden afgemeld. De Voorzitter overwoog dat het oordeel over de voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De Voorzitter stelde vast dat de verzoekers geen zienswijzen hadden ingediend over het ontwerp van het besluit, en dat zij niet op de hoogte waren gesteld van de terinzagelegging. De Voorzitter concludeerde dat de verzoekers redelijkerwijs verweten kon worden dat zij geen zienswijzen hadden ingediend, omdat het hun eigen verantwoordelijkheid is om zich op de hoogte te stellen van de procedure via de wettelijk voorgeschreven publicaties.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 augustus 2006.

Uitspraak

200604859/2.
Datum uitspraak: 24 augustus 2006.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Montferland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een vleesvarkens- en rundveehouderij gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 31 mei 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 30 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2006, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 augustus 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door J.B.T. Polman, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
Verzoekers zijn met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.3.    Verzoekers hebben geen zienswijzen naar voren gebracht over het ontwerp van het besluit. Ter verklaring daarvan hebben verzoekers aangedragen dat zij, als direct omwonenden, door verweerder ten onrechte niet per brief of op andere wijze op de hoogte zijn gebracht van het ontwerp van het besluit.
Niet is gebleken dat niet is voldaan aan de eisen aangaande de kennisgeving van het ontwerp van het besluit, gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter overweegt dat in de Algemene wet bestuursrecht noch de Wet milieubeheer een verplichting is neergelegd dat verweerder omwonenden van een inrichting persoonlijk had dienen te wijzen op de terinzagelegging van het ontwerp van het besluit. Ook anderszins is niet gebleken dat verweerder verzoekers op de hoogte had moeten stellen van het ontwerp van het besluit. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van verzoekers zich via de wettelijk voorgeschreven publicaties op de hoogte te stellen van het verloop van de procedure. De Voorzitter gaat er daarom van uit dat de Afdeling in de bodemprocedure in deze zaak zal oordelen dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat verzoekers redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen tegen het ontwerp van het besluit te hebben ingebracht, zodat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.4.    Gelet hierop wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Van Leeuwen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006.
373-517.