200600058/1.
Datum uitspraak: 30 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft de deelraad van het stadsdeel Bos en Lommer van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan "Admiraal de Ruijterweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 8 november 2005, kenmerk 2005-19804, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 11 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 2 maart 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 april 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2006, waar appellanten, in de persoon van [appellant], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F.V.J. van de Steen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de deelraad van het stadsdeel Bos en Lommer, vertegenwoordigd door mr. ing. J.P. de Vries en mr. V.J. van de Broek, ambtenaren van het stadsdeel Bos en Lommer.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van appellanten
2.3. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden, categorie II" aan de [locaties] te [plaats]. Appellanten betogen dat de maximale bouwhoogte ten onrechte is gesteld op veertien meter, waarbij het aantal bouwlagen niet is vastgelegd. Voorts stellen appellanten dat het plandeel ten onrechte niet de aanduiding "(o) optoplocatie" heeft verkregen. Volgens appellanten wordt hierdoor hun voorgestelde project "Kunstpoort" financieel niet haalbaar.
2.4. Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het plandeel goedgekeurd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en dat derhalve de maximale bouwhoogte uit het voorgaande bestemmingplan is overgenomen. Verweerder heeft hierbij betrokken dat het pand aan de [locatie] niet voldoet aan de eisen om voor optopping in aanmerking te komen.
De vaststelling van de feiten
2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1. In de plantoelichting staat dat het bestemmingsplan beoogt door middel van revitalisering van de Admiraal de Ruijterweg in zowel fysieke, economische als sociale zin een positieve impuls aan deze weg en het omliggende gebied te geven. Het plan heeft een overwegend conserverend karakter. Daarnaast is ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen de nodige flexibiliteit in het plan gebracht.
2.5.2. Appellanten exploiteren het zogenoemde Woonwerkpand aan de [locaties] te [plaats]. Het Woonwerkpand biedt gelegenheid aan kunstenaars om hier niet alleen te werken, maar tegelijkertijd ook te wonen. Met het project "Kunstpoort" beogen appellanten een nieuw woonwerkpand in vijf bouwlagen te realiseren, met ruimte voor vijftien atelierwoningen evenals een crèche, werkplaats, ontmoetingsruimte, galerie en restaurant.
Het Woonwerkpand is gevestigd in het voormalig postkantoor, dat vier bouwlagen telt en een schuin dak heeft. In het vigerende bestemmingsplan "Bos en Lommer Oost" is de maximale bouwhoogte op dit perceel vastgesteld op veertien meter met een maximum aantal bouwlagen van vijf.
2.5.3. In het bestemmingsplan is aan dit plandeel de bestemming "Centrumdoeleinden, categorie II" toegekend.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van de planvoorschriften mogen op de gronden ten behoeve van deze bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Ingevolge het derde lid van dit artikel gelden voor het bouwen de aanwijzingen en aanduidingen op de plankaart en onder meer de volgende bepalingen:
(a) ter plaatse van de nadere aanwijzing (o) mag de op de plankaart aangegeven maximaal toelaatbare bouwhoogte worden overschreden met één "extra" bouwlaag tot ten hoogste vijftien meter, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van de "extra" bouwlaag ten hoogste 3,40 meter mag bedragen.
Op de plankaart is de maximale bouwhoogte op het perceel van appellanten op veertien meter gesteld. Hierbij is geen maximum opgenomen voor het aantal te realiseren bouwlagen. Tevens heeft het plandeel niet de aanduiding "o" verkregen.
2.5.4. In de plantoelichting staat dat de Admiraal de Ruijterweg met haar lange, gesloten bouwblokken, die zich in bouwstijl en functie duidelijk onderscheiden van de overige bebouwing in de wijk Bos en Lommer, een ruimtelijke en architectonische eenheid vormt. De rijke variatie aan bouwblokken en de diverse gehanteerde bouwstijlen, waaronder die van de Amsterdamse School, zorgen voor een levendig straatbeeld. De stedenbouwkundige structuur en het architectonische karakter van deze weg zullen daarom behouden blijven.
Voorts blijkt uit de plantoelichting dat daar waar de bebouwing uit vier bouwlagen bestaat het op bepaalde locaties ruimtelijk mogelijk is om een extra bouwlaag te realiseren. Door het optoppen van bestaande gebouwen kan een grotere differentiatie binnen de bestaande woningvoorraad worden gerealiseerd. Een gebouw dat voor optopping in aanmerking wil komen, dient echter in ieder geval te beschikken over een plat dak.
Het oordeel van de Afdeling
2.6. Met betrekking tot de stelling van appellanten dat de maximale bouwhoogte op hun perceel ten onrechte is gesteld op veertien meter, overweegt de Afdeling het volgende. In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de gemeenteraad om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die het stadsdeel uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk acht. In dit kader is het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de revitalisering van de Admiraal de Ruijterweg, hetgeen niet wegneemt dat het plan in hoofdzaak een conserverend karakter heeft.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk gemaakt dat in het voorliggende plan het behoud van de stedenbouwkundige structuur en het architectonische karakter van de Admiraal de Ruijterweg vooropgesteld wordt vanwege de rijke variatie aan bouwblokken en de diverse bouwstijlen die zorgen voor een levendig straatbeeld, zoals blijkt uit overweging 2.5.4. In het bestemmingsplan is de maximale bouwhoogte voor het desbetreffende plandeel bepaald aan de hand van de maximale bouwhoogte uit het vorige plan en de feitelijke bouwhoogte, waarbij de hoogste bouwhoogte in het plan is opgenomen. Gelet hierop is aan de gronden van appellanten in dit plan een maximale bouwhoogte van veertien meter toegekend, overeenkomstig de maximale bouwhoogte uit het vorige bestemmingsplan "Bos en Lommer Oost". Het vorenstaande in aanmerking genomen ziet de Afdeling in hetgeen appellanten hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval in het voorliggende plan aangesloten kan worden bij de maximale bouwhoogte uit het vorige bestemmingsplan.
Voor zover appellanten betogen dat het aantal bouwlagen ten behoeve van hun perceel in dit plan niet is vastgesteld, overweegt de Afdeling dat in het plan - anders dan het vorige bestemmingsplan - geen beperking is gesteld aan het aantal te realiseren bouwlagen. Evenwel valt niet in te zien waarom appellanten hierdoor in hun bouwmogelijkheden worden beperkt.
2.6.1. Ten aanzien van de stelling van appellanten dat het Woonwerkpand ten onrechte niet de aanduiding "(o) optoplocatie" heeft verkregen, overweegt de Afdeling het volgende. Zoals blijkt uit overweging 2.5.4, dient een gebouw om voor optopping in aanmerking te komen, in ieder geval te beschikken over een plat dak. Uit de stukken is gebleken dat het pand aan de [locatie] geen plat dak heeft. Tevens is ter zitting naar voren gekomen dat dit pand wellicht als gemeentelijk monumentenpand zal worden aangewezen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het desbetreffende plandeel de aanduiding "(o) optoplocatie" had behoren te verkrijgen.
De plannen van appellanten met betrekking tot het Woonwerkpand waren ten tijde van de planvaststelling nog niet zodanig concreet dat de deelraad van het stadsdeel Bos en Lommer daarmee in dit plan rekening wilde houden door voor deze locatie af te wijken van de uitgangspunten van het plan. Ter zitting is van de zijde van de stadsdeelraad verklaard dat, indien de bouwplannen voldoende concreet zijn, deze bespreekbaar zijn en in samenhang met de ontwikkeling van het naastgelegen terrein, dat buiten het plangebied ligt, zullen worden bezien en eventueel met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen worden ingepast.
2.6.2. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plandeel.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Van Dorst
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006