ECLI:NL:RVS:2006:AY5892

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200509720/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor appartementengebouw te Eindhoven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 11 oktober 2005 haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond verklaarde. Het college had op 26 november 2003 aan Intermanagement Projectontwikkeling een vrijstelling verleend op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, en een reguliere bouwvergunning eerste fase voor de oprichting van een appartementengebouw met 42 appartementen op het perceel Sterkenburg 53 te Eindhoven. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 27 september 2004 ongegrond.

De rechtbank bevestigde het besluit van het college, waarop appellante hoger beroep instelde bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 19 juli 2006 werd de zaak behandeld, waarbij appellante in persoon verscheen en het college vertegenwoordigd werd door mr. M.C.H.G. Schavemaker. Vergunninghoudster was afwezig, maar had wel een schriftelijke reactie ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat er een nieuw bouwplan was ingediend door vergunninghoudster, dat niet als een ondergeschikte wijziging van het eerder vergunde plan kon worden beschouwd. Dit nieuwe plan betrof de realisatie van 63 huurappartementen voor senioren, in tegenstelling tot de eerder vergunde 42 koopappartementen.

Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat het procesbelang bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak was vervallen, omdat het college op 13/19 juli 2006 de eerder verleende bouwvergunning had ingetrokken op verzoek van vergunninghoudster. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 augustus 2006.

Uitspraak

200509720/1.
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/3217 van de rechtbank                 's-Hertogenbosch van 11 oktober 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan Intermanagement Projectontwikkeling (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een appartementengebouw voor 42 appartementen op het perceel Sterkenburg 53 te Eindhoven (hierna: het perceel).
Bij besluit van 27 september 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 oktober 2005, verzonden op 17 oktober 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 25 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 januari 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 23 december 2005 heeft vergunninghoudster, die op grond van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster en appellante. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2006, waar appellante in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.H.G. Schavemaker, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Vergunninghoudster is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 29 augustus 2005 is door het college aan vergunninghoudster een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woongebouw met 63 appartementen op het perceel. Vergunninghoudster heeft aangegeven dat het bij dit besluit vergunde bouwplan zal worden uitgevoerd in plaats van het bouwplan dat bij besluit van 26 november 2003 is vergund.
2.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 maart 2005, zaak no.
200403172/1zijn, indien hangende een bezwaar- of beroepsprocedure met betrekking tot een bouwvergunning bij nader besluit naar aanleiding van een daartoe strekkende aanvraag bouwvergunning wordt verleend voor een wijziging van het bouwplan waarvoor de eerdere bouwvergunning is verleend, op dat nadere besluit de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb van toepassing, mits die wijziging van ondergeschikte aard is.
2.2.1.    Uit de bouwaanvraag en de bijbehorende bouwtekening, die ten grondslag liggen aan het besluit van 29 augustus 2005, moet worden afgeleid dat in dit geval sprake is van een nieuw bouwplan en niet van een ondergeschikte wijziging ten opzicht van het eerder vergunde bouwplan. Daartoe acht de Afdeling van belang dat het nieuwe bouwplan ziet op de realisatie van huurappartementen voor senioren, terwijl het eerder vergunde bouwplan zag op het realiseren van koopappartementen in het hogere segment van de woningbouwmarkt. Bovendien zullen er 63 appartementen worden gerealiseerd, terwijl het eerder vergunde bouwplan zag op de realisatie van 42 appartementen. Het besluit van 29 augustus 2005 kan derhalve niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb, dat in de voorliggende procedure kan worden betrokken.
2.3.    Aangezien het college bij besluit van 13/19 juli 2006 de op 26 november 2003 aan vergunninghoudster verleende bouwvergunning, op verzoek van vergunninghoudster, heeft ingetrokken en appellante geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan desondanks moet worden geoordeeld dat nog belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, moet worden geoordeeld dat het procesbelang bij beoordeling van de aangevallen uitspraak is vervallen.
2.4.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Klein Nulent
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2006
218-494.