ECLI:NL:RVS:2006:AY5484

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604369/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor glastuinbouwbedrijf in Alkemade

Op 9 mei 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Alkemade een omgevingsvergunning aan de vergunninghoudster voor het veranderen van een glastuinbouwbedrijf. Dit besluit werd op 17 mei 2006 ter inzage gelegd. Verzoekers, wonend te Alkemade, hebben op 13 juni 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 18 juli 2006 behandeld. Tijdens de zitting waren de verzoekers, bijgestaan door P. van Wegen, en de vertegenwoordiger van de gemeente, drs. M. Albers, aanwezig. Ook de vergunninghoudster was vertegenwoordigd.

De Voorzitter heeft overwogen dat de verzoekers vrezen voor lichthinder door assimilatiebelichting in de inrichting van het glastuinbouwbedrijf. De aan de vergunning verbonden voorschriften zouden volgens hen ontoereikend zijn. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de voorschriften aan de vergunning zijn verbonden om lichthinder te voorkomen of te beperken, en dat deze voorschriften zijn afgestemd op de eisen in het Besluit glastuinbouw.

De Voorzitter concludeert dat de vergunninghoudster niet in staat is om de lichtuitstraling aan de bovenzijde van de kassen met ten minste 85% te verminderen, en dat de belichting zal plaatsvinden vanaf middernacht. De Voorzitter oordeelt dat de lichtuitstraling verdergaand wordt beperkt dan bij andere glastuinbouwbedrijven en dat er geen dringende redenen zijn om een voorlopige voorziening te treffen. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200604369/2.
Datum uitspraak: 28 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te Alkemade,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkemade,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2006 heeft verweerder aan de [vergunninghoudster] een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een glastuinbouwbedrijf op het adres [locatie] te Alkemade. Dit besluit is op 17 mei 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 13 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 juni 2006, beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juli 2006, waar [een van de verzoekers] in persoon, bijgestaan door P. van Wegen, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. M. Albers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers vrezen voor lichthinder door het toepassen van assimilatiebelichting in de inrichting, met name vanwege uitstraling aan de bovenzijde van de kassen. Zij achten de aan de vergunning verbonden voorschriften ontoereikend.
2.2.1.    Ter voorkoming dan wel beperking van lichthinder ten gevolge van het gebruik van assimilatiebelichting heeft verweerder voorschriften aan de vergunning verbonden. Bij het stellen van deze voorschriften heeft verweerder beoogd aansluiting te zoeken bij de voorschriften in bijlage 2 behorende bij het Besluit glastuinbouw (hierna: het Besluit).
2.2.2.    Ingevolge de voorschriften 1.1 en 1.2 dient de gevel van een kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast van zonsondergang tot zonsopgang te zijn afgeschermd op een zodanige wijze dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn.
Ingevolge voorschrift 1.3 is van 1 september tot 1 mei de toepassing van assimilatiebelichting van 18.00 uur tot 24.00 uur niet toegestaan, tenzij de bovenzijde van de permanente opstand waarin assimilatiebelichting wordt toegepast op een zodanige wijze wordt afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 85% en ten hoogste 95% wordt gereduceerd.
Ingevolge voorschrift 1.4 is van 1 september tot 1 mei de toepassing van assimilatiebelichting van 24.00 uur tot 6.00 uur niet toegestaan, tenzij de bovenzijde van de permanente opstand waarin assimilatiebelichting wordt toegepast voor 75% van de oppervlakte is afgeschermd met de aanwezige bovenafdekking, zoals aangegeven op de bij de aanvraag gevoegde overzichtstekening. Voorschrift 1.4 geldt alleen voor het meest westelijk gelegen kasgedeelte, dat grenst aan de woningen aan het Noordeinde 189.
2.2.3.    Niet in geschil is dat het bedrijf van vergunninghoudster een glastuinbouwbedrijf type A is als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van het Besluit. De voorschriften in bijlage 2 behorende bij het Besluit zijn op die bedrijven niet van toepassing; deze zijn uitsluitend van toepassing op glastuinbouwbedrijven type B waarvoor geen krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning is vereist.
De Voorzitter overweegt dat het beschermingsniveau in de voorschriften 1.1 en 1.2 overeenkomt met hetgeen in bijlage 2 bij het Besluit is voorgeschreven voor de beperking van hinder door lichtuitstraling uit de zijgevel.
Ten aanzien van lichtuitstraling aan de bovenzijde overweegt de Voorzitter het volgende. Ter zitting is gebleken dat vergunninghoudster, aangezien zij niet in staat is de lichtuitstraling aan de bovenzijde met ten minste 85% te verminderen, tussen 18.00 uur en 24.00 uur geen assimilatiebelichting zal toepassen. Het belichten zal plaatsvinden vanaf 24.00 uur gedurende een periode van maximaal 15 uur. Bijlage 2 bij het Besluit bevat, anders dan vergunningvoorschrift 1.4, geen eisen voor de vermindering van de lichtuitstraling aan de bovenzijde in gevallen waarin eerst na 24.00 uur belichting wordt toegepast.
Gezien het voorgaande wordt de lichtuitstraling bij de inrichting in kwestie verdergaand beperkt dan bij de glastuinbouwbedrijven waarop bijlage 2 bij het Besluit van toepassing is. Dit mede in aanmerking genomen acht de Voorzitter niet aannemelijk dat het gebruik van de assimilatiebelichting dermate belangrijke milieugevolgen zal hebben voor de omgeving, dat onverwijlde spoed vergt dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen om het gebruik van de belichting te voorkomen.
2.3.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Van der Zijpp
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2006
262-483.