ECLI:NL:RVS:2006:AY5480

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603434/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan "De Waaij" te Westervoort

Op 28 juli 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker en het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Het verzoek volgde op de goedkeuring van het bestemmingsplan "De Waaij" door de gemeenteraad van Westervoort, vastgesteld op 27 juni 2005. De verzoeker stelde dat de goedkeuring van de plandelen met de bestemmingen "Woondoeleinden (v)" en "Woondoeleinden (s)" onterecht was, omdat dit zou leiden tot een ernstige aantasting van de cultuurhistorische waarden en er geen behoefte zou zijn aan het appartementencomplex dat in het plan was opgenomen.

De Voorzitter heeft het verzoek behandeld op 14 juli 2006, waarbij de verzoeker en vertegenwoordigers van de verweerder en de gemeenteraad aanwezig waren. De Voorzitter overwoog dat de procedure alleen betrekking had op het voorliggende plan en dat de aanvaardbaarheid van de bouwplannen van de verzoeker buiten het plangebied niet ter beoordeling stond. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de voorziene bebouwing aan de Rijndijk een ernstige aantasting van de cultuurhistorische waarden zou veroorzaken. De hoogte van de dijkwoningen zou aansluiten bij de bestaande bebouwing en het appartementencomplex, hoewel hoger dan de omliggende bebouwing, zou niet zodanig inbreuk maken op de cultuurhistorische waarden dat dit een voorlopige voorziening rechtvaardigde.

Daarnaast werd opgemerkt dat de gemeente rechtmatig had getoetst aan de Woonvisie van het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, waar zij deel van uitmaakte. De Voorzitter zag geen reden om te veronderstellen dat in de bodemprocedure anders geoordeeld zou worden over de behoefte aan het appartementencomplex. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200603434/2.
Datum uitspraak: 28 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Westervoort het bestemmingsplan "De Waaij" vastgesteld.
Bij besluit van 14 maart 2006, kenmerk RE2005.37521, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 8 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 8 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 juli 2006, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door H. Wassink, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door ing. E.M. Simonse, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.    Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 53 woningen, waaronder een appartementencomplex, in de nabijheid van de recreatieplas "de Waaij".
2.4.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemmingen "Woondoeleinden (v)" en "Woondoeleinden (s)", die voorzien in twee dijkwoningen en een appartementencomplex aan de Rijndijk. Daartoe voert hij onder meer aan dat de cultuurhistorische waarden ernstig zullen worden aangetast en dat er geen behoefte bestaat aan het appartementencomplex. Voorts voert hij aan dat de gemeenteraad ten onrechte heeft getoetst aan het beleid uit de Woonvisie van het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (hierna: KAN).
2.5.    Verweerder heeft de plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij is van mening dat een ernstige aantasting van de cultuurhistorische waarden zich niet zal voordoen.
2.6.    De Voorzitter stelt voorop dat in deze procedure alleen het voorliggende plan aan de orde is en dat de aanvaardbaarheid van de bouwplannen van verzoeker op gronden buiten het plangebied niet ter beoordeling staat. De Voorzitter is niet op voorhand gebleken dat de voorziene bebouwing aan de Rijndijk van zodanige aard en omvang zal zijn dat deze een ernstige aantasting van de cultuurhistorische waarden ter plaatse met zich zal brengen. Hierbij betrekt de Voorzitter dat de voorziene dijkwoningen wat hoogte betreft zullen aansluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving. Het appartementencomplex heeft een maximale goothoogte van 12 meter en zal gedeeltelijk boven de Rijndijk uitsteken. Het appartementencomplex zal weliswaar hoger zijn dan de omliggende bebouwing, maar dit brengt naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter niet zodanige aantasting van de cultuurhistorische waarden met zich dat hieraan groter gewicht had moeten worden toegekend.
Voorts ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gemeente niet aan de Woonvisie van het KAN mocht toetsen, aangezien de gemeente deel uit maakte van het KAN en dit beleid reeds in 2002 is vastgesteld. Dat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, de opvolger van het KAN, op 1 januari 2006 een wettelijke grondslag heeft gekregen op basis van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen Plus, maakt dat niet anders. Uit het beleid van het KAN volgt dat bij nieuwbouw een verdeelsleutel ten aanzien van goedkopere woningen wordt gehanteerd, aangezien daar in deze omgeving behoefte aan is. De Voorzitter ziet geen reden te verwachten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het voormelde beleid onredelijk is en dat de behoefte aan het appartementencomplex niet voldoende aannemelijk is gemaakt.
2.7.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2006
317-459.