ECLI:NL:RVS:2006:AY5069

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200508884/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • H. Troostwijk
  • W. van den Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Noordgeest 7e herziening: Hoger beroep tegen gemeenteraad Bergen op Zoom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, waaronder de besloten vennootschap Van Opstal o.g. Marketing B.V., tegen de besluiten van de gemeenteraad van Bergen op Zoom met betrekking tot het bestemmingsplan "Noordgeest 7e herziening". De gemeenteraad heeft op 27 maart 2003 het voorstel van het college van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan vast te stellen verworpen. Vervolgens heeft de gemeenteraad op 25 maart 2004 opnieuw een voorstel van de burgemeester en wethouders om de procedure voor het bestemmingsplan op te starten verworpen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de gemeenteraad heeft dit bezwaar op 29 september 2004 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Breda heeft op 20 september 2005 het beroep van appellanten tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat tegen de besluiten van 27 maart 2003 en 25 maart 2004 geen bezwaar openstond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 juli 2006 behandeld. In de overwegingen wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Afdeling concludeert dat de besluiten van de gemeenteraad, die betrekking hebben op de vaststelling van een bestemmingsplan, zijn uitgesloten van bezwaar en beroep, zoals ook blijkt uit de negatieve lijst van de Awb.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 26 juli 2006.

Uitspraak

200508884/1.
Datum uitspraak: 26 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Opstal o.g. Marketing B.V., gevestigd te Breda,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. 04/2363 van de rechtbank Breda van 20 september 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
de gemeenteraad van Bergen op Zoom.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom (hierna: de gemeenteraad) het voorstel van het college van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan "Noordgeest 7e herziening" vast te stellen, verworpen. Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad het voorstel van burgemeester en wethouders om alsnog te besluiten de procedure voor het bestemmingsplan "Noordgeest 7e herziening" op te starten, verworpen.
Bij besluit van 29 september 2004 heeft de gemeenteraad het tegen de  besluiten van 27 maart 2003 en 25 maart 2004 door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 september 2005, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 21 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 december 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 december 2005 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2006, waar [appellant], die ook optrad namens Van Opstal o.g. Marketing B.V., en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. N. Peers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat tegen de besluiten van 27 maart 2003 en 25 maart 2004 geen bezwaar open stond.
2.1.1.    Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:5 van de Awb, bezien in samenhang met onderdeel C, onder 2, van de Bijlage bij die wet (de zogeheten negatieve lijst), kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van artikel 25 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
Ingevolge artikel 25 van de WRO beslist de gemeenteraad binnen acht weken of, indien over het ontwerp een zienswijze naar voren is gebracht, binnen vier maanden na afloop van de in artikel 3:16, eerste lid, van de Awb genoemde termijn omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
2.1.2.    Het besluit van 27 maart 2003 houdt een beslissing in van de gemeenteraad omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan en is, nu een dergelijke beslissing op de negatieve lijst staat, reeds daarom uitgesloten van bezwaar en beroep. Appellanten kunnen niet worden gevolgd in hun betoog dat artikel 10 van de WRO grondslag is voor deze beslissing en de negatieve lijst van de Awb niet van toepassing is op besluiten tot het niet vaststellen van een bestemmingsplan. De tekst van artikel 25 van de WRO is niet beperkt tot de vaststelling van bestemmingsplannen. Voorts heeft de wetgever blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de WRO (TK 1996-1997, 25311, nr. 3, pagina's 21 en 22) het uitsluiten van beroep tegen de weigering door de gemeenteraad een bestemmingsplan vast te stellen uitdrukkelijk gehandhaafd.
Het besluit van 25 maart 2004 is naar zijn strekking eveneens aan te merken als de weigering van de gemeenteraad om een bestemmingsplan in de door appellanten gewenste zin vast te stellen en is, om redenen als hiervoor genoemd evenmin vatbaar voor bezwaar en beroep.
De conclusie is dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat tegen de besluiten van 27 maart 2003 en 25 maart 2004 geen bezwaar open stond. Het betoog faalt.
2.2.    Appellanten betogen voorts tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat de artikelen 6 en 13 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), bezien in samenhang met de artikelen 112, 17 en 94 van de Grondwet, zich tegen het niet toekennen van een beroepsrecht tegen besluiten tot het niet vaststellen van een bestemmingsplan verzetten. Zo met de onderhavige besluiten al burgerlijke rechten en verplichtingen worden vastgesteld als bedoeld in artikel 6 EVRM, staat appellanten in dat geval de gang naar de burgerlijke rechter open. Dat deze rechtsgang, naar appellanten betogen, niet tot het door hen gewenste resultaat kan leiden doet daar niet aan af.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Boermans
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2006
429.