200510037/1.
Datum uitspraak: 26 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de "Bewonerscommissie Kostverlorenhof", gevestigd te Amstelveen,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 30 maart 2005 heeft de gemeenteraad van Amstelveen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 maart 2005, het bestemmingsplan "Bankras en Kostverloren" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 25 oktober 2005, kenmerk 2005-17190, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 6 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 27 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [secretaris] van appellante, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Amstelveen, vertegenwoordigd door mr. T. Priems, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Het bestemmingsplan "Bankras en Kostverloren" (hierna: het plan) voorziet in een actualisatie van het geldende planologische regime voor de buurten Bankras en Kostverloren. Daarnaast heeft de gemeenteraad met het plan beoogd nieuwbouw mogelijk te maken.
Het standpunt van appellante
2.4. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" betreffende gronden op de hoek van de Straat van Messina en de Florence Nightingalelaan. Zij voert hiertoe aan dat het vorige bestemmingsplan, dat dateert uit 1966, niet tijdig is herzien. Verder stelt appellante dat de hoogte en massaliteit van de voorziene bebouwing zodanig zijn dat deze een ernstige inbreuk maken op het woongenot in de vorm van verlies van uitzicht voor een deel van de bewoners van het appartementencomplex aan het Kostverlorenhof. In dit kader stelt zij zich op het standpunt dat het vorige bestemmingsplan minder bouwmogelijkheden bood dan het thans aan de orde zijnde plan. Appellante vreest voorts dat de voorziene bebouwing wordt aangewend ten behoeve van studentenhuisvesting, winkelruimte en kantoorruimte.
Het standpunt van verweerder
2.5. Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft dit goedgekeurd. Hij heeft hiertoe overwogen dat het woon- en leefklimaat van appellante niet onaanvaardbaar wordt aangetast. Voorts is volgens verweerder de in de wet genoemde termijn van 10 jaar een termijn van orde en leidt overschrijding van voornoemde termijn niet tot rechtsgevolgen.
De vaststelling van de feiten
2.6. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1. Volgens de plantoelichting wordt op de gronden op de hoek van de Straat van Messina en de Florence Nightingalelaan de bestaande synagoge uitgebreid. Beoogd wordt om tegemoet te komen aan de vraag naar meer ruimte voor religieuze en aanverwante activiteiten, aldus de plantoelichting. Aan het desbetreffende plandeel is de bestemming "Maatschappelijk doeleinden (M)" toegekend.
2.6.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart voor "Maatschappelijke doeleinden (M)" aangewezen gronden bestemd voor onderwijsvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, religieuze voorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen, medisch-maatschappelijke voorzieningen, met de daarbij behorende ondergeschikte kantoren, al dan niet met dienstwoning, en bijbehorende voorzieningen als bergingen, fietsenstallingen, containerruimten en andere daarmee gelijk te stellen bouwwerken, alsmede voor schooltuinen, tuinen, parkeerterreinen, speelvoorzieningen en andere terreinverhardingen, waaronder toegangswegen en voet- en fietspaden.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, mogen op de gronden met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" binnen de bouwvlakken uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht en in stand gehouden.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, gelden voor de in het tweede lid genoemde bouwwerken de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogten.
2.6.3. Op de plankaart staat voor het zuidoostelijke deel van het plandeel een maximale bouwhoogte aangegeven van 12 meter, voor het westelijke deel een maximale bouwhoogte van 10 meter en voor het overige deel een maximale bouwhoogte van 8 meter. De kortste afstand tussen het deel van het bouwvlak waar de bouwhoogte maximaal 8 respectievelijk 10 meter bedraagt en het appartementencomplex aan de Kostverlorenhof is 24 meter. Het deel van de voorziene bebouwing waar de hoogte maximaal 12 meter bedraagt ligt op een afstand van tenminste 40 meter van het appartementencomplex. De oppervlakte van het toegekende bouwvlak bedraagt ongeveer 1450 m².
2.6.4. De kortste afstand tussen de huidige synagoge en het appartementencomplex bedraagt ongeveer 40 meter. De hoogte van de bestaande synagoge bedraagt ongeveer tussen de 3,50 en 4,50 meter.
2.6.5. In het vorige bestemmingsplan "Kostverlorenhof" is aan de desbetreffende gronden een bouwvlak toegekend met een oppervlakte van ongeveer 1600 m². Op de plankaart behorende bij dat bestemmingsplan is als maximale bouwhoogte van openbare gebouwen 12 meter vermeld. De kortste afstand tussen het bouwvlak en het appartementencomplex bedraagt in dat bestemmingsplan 7 meter.
Het oordeel van de Afdeling
2.7. De Afdeling overweegt dat de periode van 10 jaar als bedoeld in artikel 33 van de WRO, waarbinnen het bestemmingsplan "Kostverlorenhof" had moeten worden herzien, een termijn van orde betreft. Uit deze wettelijke bepaling noch enige andere bepaling kan worden afgeleid dat de gemeenteraad na het verstrijken van deze termijn niet meer bevoegd is het bestemmingsplan vast te stellen. Ook anderszins is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder in de termijnoverschrijding aanleiding had moeten zien om goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.7.1. Voor zover appellante heeft aangevoerd dat het plan voorziet in een groter bouwvlak dat dichterbij het appartementencomplex aan de Kostverlorenhof is gelegen dan het bouwvlak in het vorige bestemmingsplan "Kostverlorenhof" overweegt de Afdeling dat het bouwvlak in het onderhavige plan kleiner is dan in het vorige bestemmingsplan "Kostverlorenhof" en op grotere afstand ligt van het appartementencomplex aan de Kostverlorenhof, zodat de voornoemde stelling van appellante feitelijke grondslag mist.
2.7.2. Ten aanzien van de vrees van appellante dat de voorziene bebouwing wordt aangewend ten behoeve van huisvesting voor studenten dan wel zelfstandige winkel- of kantoorruimte overweegt de Afdeling dat de planvoorschriften dit gebruik niet mogelijk maken.
2.7.3. Gelet op de onder overweging 2.6.3. genoemde bebouwingsmogelijkheden kan niet worden ontkend dat het plan voorziet in een synagoge van grotere omvang en hoogte dan de reeds aanwezige synagoge. De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door het plan veroorzaakte aantasting van het woon- en leefklimaat van appellante beperkt is. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de kortste afstand tussen het voorziene gebouw en het appartementencomplex aan de Kostverlorenhof 24 meter bedraagt en dat voor het deel van het voorziene gebouw dat op deze afstand van het bedoelde appartementencomplex ligt een maximale hoogte geldt van 8 respectievelijk 10 meter. In dit kader is voorts van belang dat het deel van het voorziene gebouw waar de hoogte maximaal 12 meter bedraagt is voorzien aan de zijde van het gebouw waar de afstand met het appartementencomplex aan de Kostverlorenhof het grootst is. Met betrekking tot de maximale bouwhoogten heeft verweerder in zijn beoordeling kunnen betrekken dat aansluiting is gezocht bij de bouwhoogte van de nabijgelegen gebouwen, welke gebouwen worden gekenmerkt door een variatie van hoog- en laagbouw.
2.7.4. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend bij de vaststelling van het plan dan aan de belangen van appellante.
2.7.5. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plandeel.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Taal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2006