200509231/1.
Datum uitspraak: 26 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Amstelveen,
2. [appellant sub 2], wonend te Amstelveen,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 9 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Amstelveen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 februari 2005, het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Amstelveen Zuid" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 september 2005, kenmerk 2005-10876, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 7 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2005, en appellant sub 2 bij brief van 7 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2006, waar appellanten, beiden in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. T. Priems en F. Aykens, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), voor zover thans van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, tevens in de Staatscourant plaatst, het ontwerp gedurende vier weken ter inzage ligt en een ieder gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zijn zienswijze omtrent het ontwerp kenbaar kan maken.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de WRO dienen de voorgeschreven eisen ter zake de terinzagelegging en de kennisgeving daarvan als minimale waarborgen voor de rechtzoekenden te worden beschouwd, waarvan strikte naleving noodzakelijk is.
2.3. Het ontwerp-plan heeft vanaf 14 oktober 2004 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen. De kennisgeving van deze terinzagelegging is geplaatst in de Staatscourant van 13 oktober 2004, het "Amstelveens Weekblad" van 13 oktober 2004 en de "Nieuwe Meerbode" van 20 oktober 2004. De kennisgeving in de "Nieuwe Meerbode" heeft derhalve in strijd met het bepaalde in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, niet voorafgaand aan de terinzagelegging plaatsgevonden. Indien het bestuursorgaan ervoor kiest de kennisgeving in meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen te plaatsen, dient elk van deze kennisgevingen aan de wettelijke eisen te voldoen.
Voorts is naar aanleiding van de stelling van appellanten dat de informatieverstrekking door het gemeentebestuur in het kader van de procedures ten aanzien van het plan ontoereikend is geweest, komen vast te staan dat de verspreiding van het "Amstelveens Weekblad" gedurende de periode waarin de kennisgeving van het ontwerp plaatsvond niet heeft plaatsgevonden op het deel van de Zijdelweg waar appellanten woonachtig zijn. De gemeenteraad heeft erkend dat hij op de hoogte was van de omstandigheid dat het betrokken deel van de Zijdelweg ten tijde van de kennisgeving van het ontwerp buiten het verspreidingsgebied van het "Amstelveens Weekblad" viel.
De Afdeling overweegt dat niet is gebleken dat rechtzoekenden, met het oog op de indiening van zienswijzen niet zijn benadeeld door voormelde omstandigheden.
2.4. Gelet op het vorenstaande is gehandeld in strijd met artikel 23, eerste lid, van de WRO in samenhang met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft verweerder gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Hieruit volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Amstelveen Zuid". In verband hiermee behoeven de door appellanten tegen het plan aangevoerde bezwaren geen bespreking.
2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellanten sub 1 en sub 2] gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 21 september 2005, kenmerk 2005-10876;
III. onthoudt goedkeuring aan het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Amstelveen Zuid";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij appellant sub 1 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 22,76 (zegge tweeëntwintig euro en zesenzeventig cent); het dient door de provincie Noord-Holland aan appellant sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij appellant sub 2 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 22,76 (zegge tweeëntwintig euro en zesenzeventig cent); het dient door de provincie Noord-Holland aan appellant sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor appellant sub 1 en € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor appellant sub 2 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Taal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2006