ECLI:NL:RVS:2006:AY5050

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200509438/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
  • F.T.T. van der Heijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor het kappen van bomen op locatie hoogwatergeul Lomm te Arcen en Velden

In deze zaak heeft de Raad van State op 26 juli 2006 uitspraak gedaan over een beroep van de stichting "Stichting Lomm Actief" tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Arcen en Velden. Het college had op 11 mei 2005 een vergunning verleend aan DCM Exploitatie Lomm B.V. voor het kappen van een aantal bomen, waaronder één es, zes zomereiken en één ruwe berk, op de locatie hoogwatergeul Lomm te Arcen en Velden. Dit besluit werd op 14 juli 2005 ter inzage gelegd. De stichting heeft op 22 augustus 2005 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stelde dat het besluit voorbarig was genomen.

Tijdens de zitting op 13 juni 2006 is gebleken dat alle bomen waarop het bestreden besluit betrekking had, inmiddels waren geveld. Hierdoor had de appellante geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat de gronden van het beroep enkel gericht waren op de vraag of het besluit voorbarig was, en dat er geen aanleiding was voor een ander oordeel. De appellante heeft ter zitting verklaard geen rechtens te honoreren belang meer te hebben, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was.

De Raad van State heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak de zaak heeft afgedaan.

Uitspraak

200509438/1.
Datum uitspraak: 26 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Lomm Actief", gevestigd te Lomm,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Arcen en Velden,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2005 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "DCM Exploitatie Lomm B.V." een vergunning verleend voor het kappen van één es, zes zomereiken en één ruwe berk op de locatie hoogwatergeul Lomm te Arcen en Velden. Dit besluit is op 14 juli 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 11 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 januari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [bestuurslid] is verschenen.
Voorts is als partij gehoord DCM Exploitatie Lomm B.V., vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
Op 30 november 2005 is de wet van 20 oktober 2005, houdende wijziging van de Tracéwet (tweede tranche) (Stb. 2005, 557) in werking getreden. Nu het bestreden besluit vóór 30 november 2005 is genomen, moet dit worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet.
2.1.1.    Het bestreden besluit is voorbereid overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 van de Tracéwet (oud). Ingevolge het tweede lid van dit artikel bevordert de minister van Verkeer en Waterstaat een gecoördineerde voorbereiding van besluiten op aanvragen om vergunningen en van de overige ambtshalve te nemen besluiten met het oog op de uitvoering van een tracébesluit.
Verweerder heeft het bestreden besluit genomen met het oog op de uitvoering van het Tracédeel 9 (Stuwpand Sambeek) uit het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute van 12 maart 2002. Het gaat daarbij onder meer om de aanleg van de hoogwatergeul Lomm, die gesitueerd is op de oostoever van de Maas tussen kilometer 114,8 en 117,3.
2.2.    Ter zitting is gebleken dat alle bomen waarop het bestreden besluit betrekking heeft inmiddels zijn geveld. Gelet hierop heeft appellante geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. In de gronden van het beroep ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel, nu deze er enkel op waren gericht antwoord te krijgen op de vraag of het bestreden besluit al dan niet voorbarig was genomen. Voorts heeft appellante desgevraagd ter zitting verklaard geen rechtens te honoreren belang meer te hebben.
2.3.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, Leden, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Van der Heijde
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2006
349.