ECLI:NL:RVS:2006:AY5047
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M. Oosting
- F.G. van Dam
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom op basis van de Wet milieubeheer
In deze zaak heeft de Raad van State op 20 juli 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, het college van burgemeester en wethouders van Delft, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 7 juni 2006 lasten onder dwangsom had opgelegd. Deze lasten waren gericht op het voorkomen van verdere overtredingen van artikel 10.40 van de Wet milieubeheer, in samenhang met het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Verzoekster was van mening dat de opgelegde lasten onterecht waren en verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 10 juli 2006 werd het verzoek behandeld. Verzoekster stelde dat de gebreken in de melding van afvalstoffen te maken hadden met een computerprogramma en dat er gewerkt werd aan een oplossing. Tevens vond verzoekster de begunstigingstermijn van één maand te kort en stelde dat nader onderzoek nodig was. Verweerder gaf aan dat hij de controle op de naleving van de lasten zou opschorten tot zes weken na de beslissing op bezwaar en dat hij bereid was om samen met verzoekster te kijken naar een oplossing voor de overtredingen.
De Voorzitter oordeelde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.