200507725/1.
Datum uitspraak: 26 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Vianen,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nos. SBR 05/1426 en 05/1427 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 14 juli 2005 in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Interface Fashion B.V., gevestigd te Vianen,
2. [wederpartij sub 2], wonend te Vianen
Bij besluit van 28 oktober 2004 heeft appellant (hierna: het college) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Interface Fashion B.V. (hierna: Interface Fashion) en [wederpartij sub 2] op straffe van een dwangsom gelast om - samengevat weergegeven - met onmiddellijke ingang de verkoop van kleding aan particulieren op het perceel [locatie] te Vianen (hierna: het perceel) te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 26 april 2005 heeft het college het door Interface Fashion daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2005, verzonden op 22 juli 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door Interface Fashion, mede namens [wederpartij sub 2], ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 2 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 25 oktober 2005 heeft Interface Fashion van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2006, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H. Zeilmaker, advocaat te Nijmegen, en [belanghebbende] is verschenen.
2.1. Ambtshalve wordt als volgt overwogen. [wederpartij sub 2] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 oktober 2004. Hij kon daarom tegen het besluit van 26 april 2005 geen beroep instellen. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover [wederpartij sub 2] daarbij niet niet-ontvankelijk is verklaard in het door hem ingestelde beroep. De Afdeling zal dat alsnog doen.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "De Biezen", zoals gedeeltelijk herzien bij het bestemmingsplan "Herziening gebruiksvoorschriften 1995", geldt op het perceel de bestemming "Industrieterrein met/zonder bebouwing".
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "De Biezen", zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor de vestiging van handels- en industriële bedrijven en voor zover nodig, voor de aanleg van wegen, insteekhavens en aanlegplaatsen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het bestemmingsplan "Herziening gebruiksvoorschriften 1995", voor zover thans van belang, is het verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in het bestemmingsplan "De Biezen" bepaalde.
2.3. Het college klaagt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de verkoopactiviteiten, waarop de aanschrijving ziet, in strijd zijn met hiervoor vermelde planvoorschriften.
Dit betoog slaagt. Interface Fashion bedrijft op het perceel groothandel in textielwaren en aanverwante artikelen. Niet in geschil is dat ingevolge hierboven genoemde bestemmingsplannen op het perceel geen detailhandel is toegestaan. De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden overwogen dat, indien het gaat om een bestemming die groothandel toelaat, incidenteel, in beperkte mate, voortvloeiend uit en ondergeschikt aan de groothandelsactiviteiten, verkoop aan particulieren niet verboden is.
De in bezwaar gehandhaafde aanschrijving ziet op de situatie dat ter plaatse ongeveer vier keer per jaar magazijnverkoop van kleding plaatsvindt aan particulieren. Aannemelijk is voorts dat de verkoop voor het algemene publiek toegankelijk is. Deze verkoop kan, mede gelet op de aard van de ten verkoop aangeboden goederen, aldus niet als incidenteel en voortvloeiend uit en ondergeschikt aan de groothandelsactiviteiten worden aangemerkt. Gelet hierop, is sprake van overtreding van het in artikel 2, eerste lid, van het bestemmingsplan "Herziening gebruiksvoorschriften 1995" neergelegde verbod, zodat appellant ter zake handhavend kon optreden, als het heeft gedaan.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep, voor zover het is ingediend namens [wederpartij sub 2] alsnog niet-ontvankelijk, en, nu Interface Fashion overigens geen gronden heeft aangevoerd tegen het besluit van 26 april 2005, voor het overige ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 juli 2005, in zaak SBR 05/1426 en 05/1427;
III. verklaart het beroep bij de rechtbank, voor zover ingesteld namens [wederpartij sub 2], niet-ontvankelijk;
IV. verklaart het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Interface Fashion B.V. in voormelde zaak bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2006