In deze zaak heeft de Raad van State op 19 juli 2006 uitspraak gedaan over een vergunning die op 4 januari 2006 door het college van burgemeester en wethouders van Lelystad is verleend aan [vergunninghoudster], handelend onder de naam [Blindengeleidehondenschool]. De vergunning betreft een groothandel ten behoeve van een zwembadinrichting en een blindengeleidehondenschool op een perceel in Lelystad. Appellante, gevestigd te [plaats], heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat zij vreest dat de toename van het aantal honden zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder voor haar bedrijfsgebouwen, die zich op het nabijgelegen industrieterrein "Oostervaart" bevinden.
Tijdens de zitting op 16 juni 2006 is de zaak behandeld. Appellante heeft betoogd dat de vergunning in strijd is met de Wet geluidhinder, die geluidzones voor industrieterreinen vaststelt. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de Wet geluidhinder geen geluidgrenswaarden bevat voor geluidgevoelige objecten op een gezoneerd industrieterrein. Dit betekent dat de geluidbelasting van dergelijke objecten niet bepalend kan zijn voor de beslissing op een vergunningaanvraag voor een inrichting op dat terrein.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om de vergunning te weigeren of om nadere voorschriften te stellen. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.