ECLI:NL:RVS:2006:AY3729

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601497/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog inzake eilanderontheffing rijverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog. Het college had op 19 april 2004 een 'eilanderontheffing rijverbod' verleend aan de appellant voor zijn personenauto, met ingang van 1 mei 2004. Dit besluit ging gepaard met de intrekking van een eerder verleende ontheffing. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant tegen dit besluit op 21 september 2004 ongegrond. De rechtbank Leeuwarden bevestigde op 11 januari 2006 deze beslissing, waarop de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State op 22 februari 2006.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 juni 2006. De appellant was niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door mr. E.R.M. Holtz-Russel, advocaat, en ir. S. Stamhuis, werkzaam bij de gemeente. De Raad van State oordeelde dat het college, met het oog op het behoud van het autoluwe karakter van Schiermonnikoog, de beleidsregels voor ontheffingen had mogen vaststellen. De voorwaarde dat de ontheffing in de vorm van een kaartje achter de voorruit moest worden bevestigd, werd niet onredelijk geacht. De Raad van State concludeerde dat de appellant onvoldoende argumenten had aangedragen om tot een ander oordeel te komen dan dat van de rechtbank.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 juli 2006.

Uitspraak

200601497/1.
Datum uitspraak: 12 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/1255 van de rechtbank Leeuwarden van 11 januari 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Schiermonninkoog.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonninkoog (hierna: het college) aan appellant met ingang van 1 mei 2004 een zogenaamde "eilanderontheffing rijverbod" verleend voor de personenauto met kenteken [..-..-..], onder gelijktijdige intrekking van de eerder verleende ontheffing.
Bij besluit van 21 september 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 januari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 april 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2006, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.R.M. Holtz-Russel, advocaat te Groningen, en ir. S. Stamhuis, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Appellant is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Vaststaat dat het college sinds het in de jaren zestig van de vorige eeuw ingestelde rijverbod op Schiermonnikoog een ontheffingenbeleid voert. De in de bestuurspraktijk reeds gehanteerde criteria voor het verlenen van ontheffing en de aan de ontheffing te stellen voorwaarden zijn neergelegd in op 27 januari 2004 vastgestelde "Beleidsregels voor ontheffingen van de geslotenverklaring voor motorrijtuigen en bromfietsen op Schiermonnikoog" (hierna: de beleidsregels), waarbij tevens als nieuwe voorwaarde is opgenomen dat de ontheffing in de vorm van een kaartje achter de voorruit dient te worden bevestigd.
Het college heeft met toepassing van deze beleidsregels aan appellant opnieuw een ontheffing verleend.
2.2.    Appellant komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het college, met het oog op het behoud van het autoluwe karakter van het eiland, voormelde beleidsregels heeft mogen vaststellen en dat ook de voorwaarde inzake het kaartje achter de voorruit, dat uit een oogpunt van effectieve handhaving van het rijverbod is gesteld, niet onredelijk is.
2.2.1.    Dat appellant het niet eens is met het feit dat beperkingen worden gesteld aan het autogebruik op Schiermonnikoog is onvoldoende om tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank te komen. Appellant voert verder geen omstandigheden aan op basis waarvan moet worden geoordeeld dat hij door de genoemde voorwaarde of enige andere aan de ontheffing verbonden voorwaarde zodanig in zijn belangen wordt getroffen dat het college in zijn geval van toepassing daarvan had moeten afzien.
2.2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos    w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2006
306-440.