ECLI:NL:RVS:2006:AY3722

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200508588/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S.F.M. Wortmann
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit gemeenteraad Den Haag over opvangvoorziening voor harddruggebruikers

Op 24 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Den Haag ingestemd met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders om een opvangvoorziening voor harddruggebruikers te vestigen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de gemeenteraad verklaarde dit bezwaar op 23 september 2004 niet-ontvankelijk. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 12 september 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 22 juni 2006 werd behandeld. De Raad van State oordeelde dat de beslissing van de gemeenteraad van 24 juni 2004 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen publiekrechtelijk rechtsgevolg creëert. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de instemming van de gemeenteraad niet kan worden aangemerkt als een besluit. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200508588/1.
Datum uitspraak: 12 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woomplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/4728 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 september 2005 in het geding tussen:
appellante
en
de gemeenteraad van Den Haag.
1.    Procesverloop
Op 24 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Den Haag (hierna: de gemeenteraad) ingestemd met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) om een opvangvoorziening voor harddruggebruikers te vestigen aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 23 september 2004 heeft de gemeenteraad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 september 2005, verzonden op 13 september 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 11 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 november 2005 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2006, waar appellante in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. A.S. Imanse en R.E.M. van Kleef, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de beslissing van de gemeenteraad van 24 juni 2004 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft met juistheid geconcludeerd dat de instemming van de gemeenteraad met de beslissing van het college om een opvangvoorziening voor harddruggebruikers te vestigen in het pand aan de [locatie] te [plaats], dat eigendom is van de gemeente Den Haag, geen handeling inhoudt die is gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg, nu door die instemming geen rechten, plichten, bevoegdheid of juridische status worden gecreëerd of teniet gedaan. De beslissing van 24 juni 2004 kan derhalve niet worden aangemerkt als een besluit in vorenbedoelde zin. Gelet hierop is de rechtbank terecht niet toegekomen aan het betoog van appellante betreffende de strijdigheid met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Van Heusden
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2006
163-457.