ECLI:NL:RVS:2006:AY3679

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602987/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Ruimte voor de Rivier' vastgesteld door gemeenteraad van Zevenaar

Op 6 juli 2005 heeft de gemeenteraad van Zevenaar, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan 'Ruimte voor de Rivier' vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Gelderland op 14 februari 2006. Tegen dit besluit heeft verzoekster op 4 april 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 22 juni 2006 ter zitting behandeld, waar verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en advocaat, en verweerder door een ambtenaar van de provincie. De gemeenteraad is niet verschenen.

De Voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekster stelt dat de goedkeuring van artikel 13.1, onder e, van de voorschriften van het plan onterecht is verleend, omdat de planprocedure niet correct is verlopen en het goedkeuringsbesluit niet ter inzage heeft gelegen. De Voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening, aangezien de bezwaren van verzoekster niet voldoende onderbouwd zijn en er geen spoedeisend belang is aangetoond.

De Voorzitter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 6 juli 2006.

Uitspraak

200602987/2.
Datum uitspraak: 6 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2005 heeft de gemeenteraad van Zevenaar, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juni 2005, het bestemmingsplan "Ruimte voor de Rivier" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 februari 2006, nr. RE2005.37583, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 4 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. E.M. Vos, advocaat te Nijmegen, en verweerder, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
De gemeenteraad is met voorafgaande berichtgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Het bestemmingsplan "Ruimte voor de Rivier" (hierna: het plan) heeft betrekking op het buitendijks gelegen gebied tussen de IJssel en de Bandijk aan de zijde van Lathum en Giesbeek en is vastgesteld vanwege de implicaties van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier.
2.4.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan artikel 13.1, onder e, van de voorschriften van het plan en verzoekt schorsing hiervan. Zij voert als formeel bezwaar aan dat de planprocedure niet correct is verlopen en dat het goedkeuringsbesluit niet ter inzage heeft gelegen.
2.4.1.    De Voorzitter overweegt dat - nog daargelaten dat dit bezwaar deels betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten - naar zijn voorlopig oordeel in de formele bezwaren geen aanleiding kan worden gevonden voor een voorziening als door verzoekster verzocht.
2.5.    Wat betreft de inhoud van het plan voert zij aan dat dit artikel ten onrechte voorziet in de mogelijkheid om op het perceel met de bestemming "Mobiele bootservice" een dienstwoning op te richten ten behoeve van de jachtwerf nu deze mogelijkheid in een ander bestemmingsplan reeds is toegekend aan het perceel van verzoekster. Het oprichten van twee dienstwoningen leidt volgens verzoekster tot strijd met provinciaal beleid. Verzoekster beoogt te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen optreden als gevolg van de inwerkingtreding van het plan.
2.6.    Verweerder heeft artikel 13.1, onder e, van de voorschriften van het plan niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat op de gronden met de bestemming "Mobiele bootservice" reeds een dienstwoning aanwezig is en dat deze positief is bestemd. Voorts kan verzoekster volgens verweerder geen gebruik meer maken van de in het bestemmingsplan "Rhederlaag" aan haar perceel toegekende mogelijkheid om een dienstwoning op te richten ten behoeve van de jachtwerf, nu verzoekster de jachtwerf heeft verkocht.
2.7.    Ingevolge artikel 13.1, onder e, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Mobiele bootservice" bestemd voor één dienstwoning.
2.8.    Aan de bij artikel 13 van de voorschriften van het plan behorende tabel 7 is door verweerder goedkeuring onthouden wat betreft de oppervlaktematen ten aanzien van de inpandige dienstwoning. Daarnaast is aan een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Mobiele bootservice" voor zover dit rood omlijnd is aangegeven op de plankaart goedkeuring onthouden vanwege het per abuis weg bestemmen van ruimte voor een strook die bedoeld is voor landschapsverzorging.
2.9.    Ter zitting is komen vast te staan dat het perceel met de bestemming "Mobiele bootservice" voor een deel reeds wordt gebruikt als dienstwoning ten behoeve van de jachtwerf. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat voor deze gronden geen verbouwings- dan wel uitbreidingsplannen bestaan en dat tot de behandeling van de beroepen in de bodemprocedure naar stellige verwachting geen bouwaanvraag zal worden ingediend. Gezien deze omstandigheid en gelet op het in overweging 2.8. gestelde is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.10.    Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto    w.g. Verbeek
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2006
178-500.